Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Today's lesson
Quiz words and grammar
GOAL: Aan het einde van de les weet je hoe je het verschil tussen de present simple en de present continuous kunt herkennen en de regels van de present continuous kunt toepassen.
Slide 2 - Diapositive
Through
A
onder
B
doorheen
C
rollen
D
waar
Slide 3 - Quiz
(to) take out the rubbish
A
Kamer opruimen
B
Gras maaien
C
Afval scheiden
D
Afval buiten zetten
Slide 4 - Quiz
Challenge
A
Uitdaging
B
Uitleven
C
Talent
D
Meelevend
Slide 5 - Quiz
Boarding house
A
Weeshuis
B
Kosthuis
C
Internaat
D
Verlaten huis
Slide 6 - Quiz
Unusual
A
Ongewone
B
Gewoonlijk
C
Normaal
D
Abnormaal
Slide 7 - Quiz
Tidy
A
Strak
B
Klein
C
Opruimen
D
Schoonmaken
Slide 8 - Quiz
Cupboard
A
Kopje
B
Kommetje
C
Keukentje
D
Kastje
Slide 9 - Quiz
Roundabout
A
Rondom
B
Overkant
C
Rotonde
D
Kruispunt
Slide 10 - Quiz
(to) (un)load the dishwasher
Slide 11 - Question ouverte
Present Simple
Slide 12 - Carte mentale
Present simple He ..... (to call)
A
call
B
calls
Slide 13 - Quiz
Present simple It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts
Slide 14 - Quiz
Present simple We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks
Slide 15 - Quiz
Present simple I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears
Slide 16 - Quiz
Present Continuous
Slide 17 - Carte mentale
Slide 18 - Vidéo
Zet de zin in de present Continuous He ....... (to walk) in the park.
Slide 19 - Question ouverte
Zet de zin in de present continuous She ..... (to brush)her teeth.
Slide 20 - Question ouverte
Zet de zin in de present simple The baby ..... (to cry) .
Slide 21 - Question ouverte
Work in pairs
Bedenk samen met je klasgenoot drie dingen die je kunt doen in de present continuous. Schrijf dit op een strookje en lever dit in.
Voorbeeld: Brushing my teeth Walking the dog
Jumping from a plane
Slide 22 - Diapositive
Charades
Ik kies iedere keer 1 persoon uit die iets gaat uitbeelden.
Wie het weet steekt zijn vinger op.
Het antwoord natuurlijk in het ENGELS!
Slide 23 - Diapositive
Wat hoort er bij de present simple vs. present continuous?
Present simple
Present continuous
Gewoontes/ regelmaat
Op het moment bezig
Tijdelijke situaties (dus anders dan normaal gesproken)
feiten
'aan het' kan in de vertaling staan
Slide 24 - Question de remorquage
Ik weet nu hoe ik de present continuous moet maken.