meervoud been - benen, huis - huizen

5.4 Meervoud met -en
1. Woorden die eindigen op  2 of 3 medeklinkers : 
de korst - de korsten 
het ding - de dingen 
de hand - de handen 
de berg - de bergen 

 
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

5.4 Meervoud met -en
1. Woorden die eindigen op  2 of 3 medeklinkers : 
de korst - de korsten 
het ding - de dingen 
de hand - de handen 
de berg - de bergen 

 

Slide 1 - Diapositive

Meervoud met -en 
2. Woorden die eindigen op de tweeklanken  ou, au, ei, ij, oe, ie, eu, ui     + 1 medeklinker: 
de fout - de fouten 
het boek - de boeken 
het dier - de dieren 
de deur - de deuren 
de tuin - de tuinen 

Slide 2 - Diapositive

Let op (1) 
1. zijn de laatste letters van het woord een 1 klinker en 1 medeklinker?  -> 2x medeklinker 
de rok - de rokken 
de jas - de jassen 
de kip - de kippen 

Slide 3 - Diapositive

Let op (2) 
2.Zijn de laatste letters van het woord  2x een klinker en 
1 medeklinker
Dan gaat in het meervoud 1 klinker weg. 
de boom -  de bomen 
het been - de benen 
de maan - de manen 

Slide 4 - Diapositive

Meervoud met -s 
Woorden die eindigen op: 
-el    de tafel  - de tafel
- em,   de bezem - de bezem
- en,  de deken  - de dekens
- er,  de moeder - de moeders 
- e:  de garage - de garage
- ie: de vakantie - de vakantie

Slide 5 - Diapositive

Oefenen met meervoud 

Slide 6 - Diapositive

1 boom, 2 ...
A
bomen
B
boomen
C
bommen

Slide 7 - Quiz

1 vork, 2 ....
A
vorks
B
vorken

Slide 8 - Quiz

1 bril, 3 ....
A
brils
B
brilen
C
brillen

Slide 9 - Quiz

1 uur, 2 ....
A
uuren
B
uren
C
uurs

Slide 10 - Quiz

Het meervoud van voet

Slide 11 - Question ouverte

1 rok, 2 .....

Slide 12 - Question ouverte

1 poot, 2 .....

Slide 13 - Question ouverte

1 bril, 2 ....

Slide 14 - Question ouverte

Het meervoud van wang

Slide 15 - Question ouverte

meervoud van arm

Slide 16 - Question ouverte

meervoud van been
A
beene
B
benen
C
beenen
D
bennen

Slide 17 - Quiz

meervoud van oog
A
ogen
B
oggen
C
oogen
D
oge

Slide 18 - Quiz

meervoud van muur
A
murren
B
muren
C
murre
D
murens

Slide 19 - Quiz

meervoud van raam
A
rammen
B
ramens
C
rame
D
ramen

Slide 20 - Quiz

meervoud van neef

Slide 21 - Question ouverte

meervoud van huis

Slide 22 - Question ouverte

meervoud van afspraak

Slide 23 - Question ouverte

meervoud van school
A
scholen
B
schole
C
schollen
D
schoolen

Slide 24 - Quiz

enkelvoud van straten

Slide 25 - Question ouverte

enkelvoud van dozen
A
dooz
B
doz
C
doos
D
dos

Slide 26 - Quiz

enkelvoud van prijzen
A
prijss
B
prijz
C
prij
D
prijs

Slide 27 - Quiz