3. Spelling: werkwoorden

• NT2
• Basisschool
• Groep 4-6

Goedemorgen allemaal!

Telefoon in de bak.

Start je laptop!

Afspraken

Wat gaan we doen?

1. Uitleg werkwoorden LessonUp 

2. Oefenen werkwoorden LessonUp

3. Werkblad werkwoorden online

Wat is 'verleden tijd'?
Leg dat uit en geef een zin in de verleden tijd als voorbeeld.

Wat is tegenwoordige tijd?
Leg dat uit en geef een zin in de tegenwoordige tijd als voorbeeld.

NU
(tegenwoordige tijd)

de jongen gooit de bal.

het meisje eet de pizza.

de moeder kookt de soep.

de vader rijdt in de auto.

TOEN
(verleden tijd)

de jongen gooide de bal.

het meisje at de pizza.

de moeder kookte de soep.

de vader reed in de auto. 

klankvaste werkwoorden

klankveranderende werkwoorden

werkwoorden die 

+te/ten 

of
+de/den 

krijgen in de verleden tijd

werkwoorden die veranderen in de verleden tijd.

Theo en Sasha .......naar school (lopen vt)

1. loopten
2. liepen
3. loopt
4. liep

Razzia......een boek (kopen vt)

1. koopte
2. kocht
3. koopde

Gleb .....zijn vinger (verbranden vt)

1. verbrandde
2. verbrande
3. verbranden
4. verbrandt

Stella.....op haar gitaar (spelen vt)

1. speelt
2. spelde
3. speel
4. speelde

Isaac ....naar huis. (fietsten vt)

1. fietsde
2. fietst
3. fietste
4. fietsen

Hij.......gisteren naar de stad (gaan vt).

Freja en Alice........naar de winkel (rennen vt)

Alex .......op de bus (wachten vt).

Noem in 2-tallen 5 klankveranderende werkwoorden

Bedenk in 2-tallen 3 zinnen
in de verleden tijd.

Ik weet hoe ik de verleden tijd van een werkwoord kan maken.

😒🙁😐🙂😃

Aan de slag!

It's Learning

Nederlands opdrachten

Werkwoorden maken lj 4