Stress incontinentie is een veel voorkomende vorm van urine incontinentie. Met stress wordt ..... bedoeld
A
de drukverhoging in de buikholte
B
psychische stress
C
drukverhoging in de buikholte + psychische stress
Slide 11 - Quiz
Incontinentie is het
A
ongewild verliezen van urine en/of ontlasting
B
het achterblijven van urine in de blaas
C
verstopping van de darmen
Slide 12 - Quiz
Wat meet je niet bij het meten van de pols?
A
Slagvolume
B
Kracht
C
Frequentie
D
Regelmaat
Slide 13 - Quiz
Het is belangrijk om op de juiste manier te rapporteren. Wanneer een rapportage niet correct of volledig is, ondervinden anderen hier hinder van. Wie ondervinden hier hinder van
A
Alleen de client
B
je collega's de client en groepsgenoten
C
alleen de behandelaar
D
je collega´s de client en de behandelaar.
Slide 14 - Quiz
Wat geeft onderstaande tekening weer wat er in een astma aanval gebeurd in de bronchiën?
A
De luchtwegspiertjes krampen samen
B
Er vorm zich veel slijm in de luchtwegvertakkingen/bronchiën
C
De slijmvliezen van de luchtwegen zwellen op
D
Alle boven genoemde antwoorden zijn juist
Slide 15 - Quiz
Op welke complicaties let je bij een cliënt die een interne verblijfskatheter heeft?
A
urine weg infectie
B
of de katheter goed afloopt
C
Blaaskramp
D
alle bovenstaande
Slide 16 - Quiz
Welke methode voor het meten van lichaamstemperatuur is het meest betrouwbaar, mits de meting op de juiste manier is uitgevoerd?
A
Axillair
B
Rectaal
C
Sublinguaal
D
Via het oor
Slide 17 - Quiz
Hoe noem je het als een zorgvrager een lichaamstemperatuur heeft van 37.9 Celsius?
A
Normale temperatuur
B
Verhoging
C
Koorts
D
Ondertemperatuur
Slide 18 - Quiz
Wat zijn oorzaken van koorts?
A
Infectie ziekten
B
Warm weer
C
A en B zijn juist
D
A en B zijn onjuist
Slide 19 - Quiz
Waar wordt insuline in het lichaam gemaakt?
A
In de hypofyse
B
In de bijnieren
C
in de alvleesklier
D
in de Schildklier
Slide 20 - Quiz
COPD is een verzameling voor verschillende aandoeningen. Welke van onderstaande aandoeningen vallen onder COPD? Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Omcirkel de juiste antwoorden
A
Pneumonie
B
Chronische Bronchitis
C
Astma
D
Longemfyseem
Slide 21 - Quiz
Welke kenmerken horen bij een hypoglycaemie? (Te lage bloedsuiker) Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Meerdere antwoorden mogelijk
A
Bleekheid
B
Gewichtstoenamen
C
Duizeligheid
D
Moeheid
Slide 22 - Quiz
TEK staat voor
A
Therapeutisch elastische kousen
B
Therapeutische elegante kousen
C
Toegepaste elastische kousen
D
Tijdelijke elastische kousen
Slide 23 - Quiz
Als je een zorgvrager/cliënt TEK aan doet, dan moet zij/hij;