Vakcollege - Robot van metaal

Vakcollege - Robot van metaal
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Vakcollege - Robot van metaal

Slide 1 - Diapositive

Materialen
Ik werk met ...    
      hout                                     metaal                              elektriciteit

Slide 2 - Diapositive

Met welk materiaal hebben wij gewerkt?
A
hout
B
metaal
C
elektriciteit
D
zaag

Slide 3 - Quiz

Wij hebben gewerkt met metaal
Verschillende soorten metaal: 
koper
messing
aluminium
ijzer
tin

Slide 4 - Diapositive

Met welke metalen hebben wij gewerkt?

Slide 5 - Carte mentale

Gereedschappen
Ik werk met ...

de bankschroef         de metaalzaag        de  boorklem                        de vijl          

Slide 6 - Diapositive

Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl

Slide 7 - Quiz

Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl

Slide 8 - Quiz

Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl

Slide 9 - Quiz

Wat is dit
A
de boorklem
B
de bankschroef
C
de metaalzaag
D
de vijl

Slide 10 - Quiz

Wat doe je? 

aandraaien                          zagen                                 noteren

Slide 11 - Diapositive

noteren
Schrijf de maat op het papier.
de maat = hoe groot het is


de voet --> 2 cm
het gat --> 5mm 

Slide 12 - Diapositive

de maat van de kleding
de maat van de robot 
ø

Slide 13 - Diapositive

ø 5 mm
De boor is 5 milimeter
Ik noteer de maten

Slide 14 - Diapositive

Wat is het werkwoord in de zin?
Ik draai de bankschroef aan.
A
ik
B
draai aan
C
de bankschroef
D
draai

Slide 15 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
De jongen noteert de maat van de boor.
A
De jongen
B
noteert
C
de maat
D
de boor

Slide 16 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
De zaag zaagt met de zaagmachine
A
De zaag
B
zaagt
C
met
D
de zaagmachine

Slide 17 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Schuurt de schuurmachine het hout?
A
schuurt
B
de schuurmachine
C
het hout

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoord in de zin?
Lijm de luidspreker aan het hout.
A
lijm
B
de luidspreker
C
aan
D
het hout

Slide 19 - Quiz

aandraaien
ik 
jij
hij/zij
wij
jullie/zij
draai aan
draait aan
draait aan
draaien aan
draaien aan
noteren
ik 
jij
hij/zij
wij
jullie/zij
noteer
noteert 
noteert 
noteren 
noteren 

Slide 20 - Diapositive

Wat is goed?
A
Ik aandraai de bankschroef.
B
Ik draait de bankschroef aan.
C
Ik draai de bankschroef aan.
D
Ik aandraaien de bankschroef.

Slide 21 - Quiz

Wat is goed?
A
Ik noteer de maten.
B
Ik noteert de maten.
C
Ik noteren de maten.
D
Ik teken de maten.

Slide 22 - Quiz

Schrijf een goede zin:
Ghiyath en Mo _____ de maat op papier. <noteren>

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf een goede zin:
Fatema _____ de maat op papier. <noteren>

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf een goede zin:
Ik _____ de bankschroef ____. <aandraaien>

Slide 25 - Question ouverte

Schrijf een goede zin:
Refaat ____de bankschroef ____. <aandraaien>

Slide 26 - Question ouverte

Schrijf een goede zin:
Nisanur en Ibrahim ____de bankschroef ____. <aandraaien>

Slide 27 - Question ouverte

Je boort het gat voor.  




Je tapt het draad. 
de bout
het tapdraad
voorboren
ik boor voor
tappen
ik tap

Slide 28 - Diapositive