Thema 5 Erfelijkheid en evolutie

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Diapositive

Fenotype en genotype
  • fenotype ; de uiterlijke eigenschappen van een organisme, oftewel de buitenkant, dit zijn eigenschappen die niet erfelijk zijn. Bijvoorbeeld blond haar (van de kapper), een piercing, een tattoo of een litteken.
  • Genotype ; de erfelijke eigenschappen van een organisme, stijlhaar, blauwe ogen, een wipneus.

Slide 2 - Diapositive

Chromosomen
In een gewone cel komen chromosomen in paren (tweetallen) voor.
In een geslachtscel komen de chromosomen enkelvoudig (alleen) voor.

Slide 3 - Diapositive

Onthouden!
  • een lichaamscel bevat 23 paar chromosomen, dus 46 in totaal, een lichaamscel kan zijn een huidcel, cel van je haar, van je lever, van je darm enz. enz.
  • een geslachtscel bevat 23 stuks chromosomen, dus 23 in totaal, een geslachtscel is een zaadcel of een eicel.
  • Bij bevruchting komen zaadcel en eicel bij elkaar, dan zijn er dus weer 23 paar chromosomen, dus 46 in totaal.

Slide 4 - Diapositive

Rood geverfd haar
A
genotype
B
fenotype

Slide 5 - Quiz

Wat verandert er wel en wat niet in een mensen leven?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype wel: genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype niet: genotype

Slide 6 - Quiz

Blauwe ogen hebben
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 7 - Quiz

Een tatoeage is een voorbeeld van...
A
genotype
B
fenotype
C
genotype en fenotype

Slide 8 - Quiz

Chelsey laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 9 - Quiz

Is in het voorbeeld het genotype veranderd?
En het fenotype?
A
Alleen het fenotype
B
Alleen het genotype
C
Zowel het genotype als het fenotype

Slide 10 - Quiz

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 11 - Quiz

Geslachtscellen bevatten
A
23 chromosomen
B
34 chromosomen
C
46 chromosomen
D
92 chromosomen

Slide 12 - Quiz

Bij katten bevatten de zaadcellen 19 chromosomen.
Hoeveel chromosomen
bevatten de eicellen van katten?
A
19 chromosomen
B
9,5 chromosomen
C
38 chromosomen
D
190 chromosomen

Slide 13 - Quiz

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 14 - Quiz

Je fenotype komt tot stand door:
A
alleen je chromosomen
B
alleen milieu
C
chromosomen en milieu

Slide 15 - Quiz

Variatie in genotype
Bij de mens is de ene helft van alle genenparen afkomstig van de moeder, de andere helft is afkomstig van de vader.
Als het genenpaar ongelijk is (zie blz 15 tb) kan je goed zien van wie het gen afkomstig is (vader of moeder).
Variaties ontstaan ook door mutaties in het DNA. Of door mutagene invloeden zoals  bijv straling of chemische stoffen.

Slide 16 - Diapositive

Evolutie theorie
Evolutie= het ontstaan én veranderen/verdwijnen van nieuwe soorten.
Charles Darwin = Engelse onderzoeker die de evolutietheorie heeft ontwikkeld. Deze theorie gaat uit van variatie in genotype, natuurlijke selectie en ontstaan van nieuwe soorten.

Slide 17 - Diapositive

Evolutie theorie 2
Variatie in genotype; de meeste organismen planten zich geslachtelijk voort. Hierbij én door mutaties ontstaan nieuwe genotypen. Door nieuwe genotype ontstaan ook nieuwe fenotype.
Natuurlijke selectie, de meeste organismen krijgen veel  nakomelingen omdat niet alle nieuw geboren organismen in leven blijven. Er treed een selectie op waarbij alleen de sterksten overleven.

Slide 18 - Diapositive

De geschiedenis van het leven op aarde

Slide 19 - Diapositive

Biotechnologie

Slide 20 - Diapositive

De diagnostische toets

Slide 21 - Diapositive