Na Klar Kap 3 les 10+11

Les 10+11
Lernziel:
Je kan de 3de naamval bij persoonlijke voornaamwoorden toepassen.
Je kan de voltooid tegenwoordige tijd toepassen in een gesprekje.

Inhalt:
herhaling
Grammatica uitleg 3de naamval
zelfstandig werken ( leesvaardigheid)
gespreksvaardigheid
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Les 10+11
Lernziel:
Je kan de 3de naamval bij persoonlijke voornaamwoorden toepassen.
Je kan de voltooid tegenwoordige tijd toepassen in een gesprekje.

Inhalt:
herhaling
Grammatica uitleg 3de naamval
zelfstandig werken ( leesvaardigheid)
gespreksvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

Welke vertaling is juist?
de lange jas
A
der Mantel
B
das Kleid
C
die Strickjacke
D
der Kapuzenpulli

Slide 2 - Quiz

Welke zin is juist?
Ja. Neemt u de kassabon mit.
A
Ja. Nehmen Sie den Kassenbon mit.
B
Ja. Nehmen Sie den Kassenschein mit.
C
Ja. Nimmen Sie den Kassenbon mit.
D
Ja. Nimmen Sie den Kassenschein mit.

Slide 3 - Quiz

warten - Vertaal:
Hij heeft gewacht.

Slide 4 - Question ouverte

trainieren - Vertaal:
Jullie hebben getraind.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van:
haben
A
gehat
B
gehabt
C
gehabet
D
gehabd

Slide 6 - Quiz

sein- Vertaal:
U bent geweest.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het voltooid deelwoord van:
erwarten
A
geerwart
B
geerwartet
C
erwartet
D
erwart

Slide 8 - Quiz

Wanneer gebruik je de 3de naamval?
1. Als het zinsdeel het meewerkend voorwerp is. 
        Hoe vind je het meewerkend voorwerp in de zin?
2. Als er voorzetsels voor het zinsdeel staan, waardoor het woord erachter de 3de naamval krijgt. ('het voorzetsel regeert de derde naamval')

Slide 9 - Diapositive

Voorzetsels 3de naamval 
Dit rijtje leer je uit je hoofd! Je kan de woorden van Nederland naar het Duits vertalen.
uit
bij
met
na/naar
sinds
van
naartoe
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu

Slide 10 - Diapositive

Persoonlijke vnw 3de nv
ik
jij
hij
zij
het
1ste
ich
du
er
sie
es
3de
mir
dir
ihm
ihr
ihm
mij
jou
hem
haar
het/hem

Slide 11 - Diapositive

Persoonlijke vnw 3de nv
wij
jullie
zij
u
1ste
wir
ihr
sie
Sie
3de
uns
euch
ihnen
Ihnen
ons
jullie
hen/hun
u

Slide 12 - Diapositive

Voorbeelden
Ich komm morgen zu dir.
Mit ihr kann man gut reden.

Vul in:
Sie ist oft (bij hem).
Das Geschenk ist (van u).
Ich gebe (haar) das Buch.


Slide 13 - Diapositive

Wanneer gebruik je de 4de naamval?
A
mit, nach, aus
B
durch, für, ohne
C
lijdend voorwerp
D
zu, von, seit

Slide 14 - Quiz

3de/4de naamval

Lees onderstaande zinnen en noteer voor jezelf het antwoord. Gebruik gram C+D+G+H (5 min)
1. Wir gehen nicht (zonder jullie).
2. Hast du (met hem) studiert?
3. (Tegen mij) haben sie keine Chance.
4. Wir machen uns sorgen (om haar).
5. Hast du das (van ons) bekommen.

Slide 15 - Diapositive

Zelfstandig werken 
Iedereen gaat zelfstandig aan de slag met de online de grammaticatrainers bij 5.5, opdrachten 51 t/m 55 +57

Opdr 51+52: leesvaardigheid, kruis aan welke uitspraak klopt.
Opdr 53: schema invullen 3de naamval
opdr 54: vul de juiste voorzetsels in
Opdr 55: vul het juiste persoonlijk voornaamwoord in
Opdr 57: vul het juiste voltooid deelwoord in



Slide 16 - Diapositive

Gespreksvaardigheid
Er volgen een aantal zinnen. Je maakt hiervan een vraagzin in de vtt en noteer een antwoord in de vtt:
Voorbeeld
Zin: Ich tanze heute.
Vraag: Habe ich heute getanzt? 
Antwoord: Nein, ich habe heute nicht getanzt.

Slide 17 - Diapositive

Noteer het antwoord in de vtt (+/- 5 min)
1.  Du lernst gut.
2. Er wartet schon lang.
3. Sie reserviert im Restaurant.
4. Wir sind in der Schule.
5. Ihr arbeitet am Morgen.
6. Sie verdienen viel.

Slide 18 - Diapositive

De 3de en 4de naamval met voorzetsels kan ik goed toepassen.
A
Ja
B
Nee
C
snap het niet
D
HELP!!!

Slide 19 - Quiz

Hausaufgaben
Leren Gram E+F+G+H  +lernbox 4 + 5 
Maken (indien niet af tijdens les) 51 t/m 55 +57
Diagnostische toets dinsdag 16/2 Kapitel 3

Slide 20 - Diapositive