Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Nlds - Klas T1 - Spelling blok 4
Slide 1 - Diapositive
Lesdoelen:
-Je weet wat een voltooid deelwoord is (herhaling);
-Je kunt het voltooid deelwoord goed schrijven;
-Je weet hoe je een zelfstandig naamwoord herkent (herhaling);
-Je kunt zelfstandige naamwoorden in het meervoud goed spellen;
Slide 2 - Diapositive
Weet je nog?
De persoonsvorm staat soms in de tegenwoordige tijd en soms in de verleden tijd. We hebben dit geoefend bij opdracht 16, 17 en 18 van bladzijde 175 t/m 177.
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Slide 3 - Diapositive
Weet je nog?
Een werkwoord kan ook een andere vorm hebbben dan de persoonsvorm. Het kan ook een heel werkwoord zijn of een voltooid deelwoord.
Een heel werkwoord is ook wel de wij-vorm van een werkwoord.
Slide 4 - Diapositive
Heel werkwoord
Hieronder zie je een aantal voorbeelden ven een heel werkwoord:
wij lopen
wij lachen
wij sporten
wij werken
wij zijn
Slide 5 - Diapositive
Voltooid deelwoord I
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord in een zin.
Voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
Kijk maar eens naar de voorbeelden op de volgende slide:
Slide 6 - Diapositive
Voltooid deelwoord II
Hele werkwoord: Voltooid deelwoord:
huilen gehuild
eten gegeten
typen getypt
zijn geweest
verbazen verbaasd
verwennen verwend
Slide 7 - Diapositive
Voltooid deelwoord III
Een voltooid deelwoord past altijd op puntjes hieronder:
Ik heb + ....
Ik ben + ....
Ik heb gefietst, ik heb gelachen, ik heb gegeten, ik heb geleerd
Ik ben gevallen, ik ben verrast, ik ben verhuisd, ik ben geweest
Slide 8 - Diapositive
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'spelen'
Slide 9 - Question ouverte
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'pesten'
Slide 10 - Question ouverte
Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'verwennen'
Slide 11 - Question ouverte
Spelling van het volt. dw.
Tijdens de les hebben we het hier al een keer over gehad. Er is een handig trucje als je wilt weten hoe je werkwoorden in de verleden tijd en het voltooid deelwoord moet spellen. Je gebruikt dan het
-taxi-kofschip
-het sexy fokschaap
-xtc koffieshop
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Zelfstandig naamwoord I
Een zelfstandig naamwoord heeft altijd iets te maken met mensen, dieren, dingen, planten en plaatsen.
-Je kan het woord in het enkelvoud en in het meervoud zetten
-Je kan er een lidwoord voor zetten (de, het, een)
-Je kan er een verkleinwoord van maken
Slide 14 - Diapositive
Zelfstandig naamwoord II
Woorden die je met een hoofdletter schrijft, horen ook bij de zelfstandige naamwoorde.
Je noemt ze ook wel eigennamen.
-Ajax -Maas
-Patrick -Calvé -Martinitoren -Portugal
Slide 15 - Diapositive
https:
Slide 16 - Lien
Zelfstandig naamwoord III
Meestal maak je het meervoud van een zelfstandig naamwoord door er -en of een -s achter te plakken.
tent - tenten
rivier - rivieren
vakantie - vakanties
hotel - hotels
Slide 17 - Diapositive
Zelfstandig naamwoord IV
Lees de theorie op bladzijde 181 goed door. Je vindt hier de regels om een zelfstandig naamwoord goed te spellen.
Er zijn veel online oefeningen. Op de volgende slide zie een een link naar een website, zodat je kunt oefenen.
Slide 18 - Diapositive
https:
Slide 19 - Lien
Wat heb je geleerd?
-Je weet wat een voltooid deelwoord is;
-Je kunt het voltooid deelwoord goed schrijven;
-Je weet hoe je een zelfstandig naamwoord herkent;
-Je kunt zelfstandige naamwoorden in het meervoud goed spellen;