Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welke gevolgen heeft deze plaatbeweging? Noem er 2.
Slide 1 - Question ouverte
Welk woord hoort er niet bij?
A
Platen botsen, waarbij de ene plaat onder de andere duikt
B
Platen bewegen langs elkaar
C
Vulkaankegel
D
Explosief vulkanisme
Slide 2 - Quiz
Convergente breuk
Divergente breuk
Transforme breuk
Nieuwe aardkorst
Aardbevingen
Korst verdwijnt
Mid-oceanische rug
Gebergtevorming
Slide 3 - Question de remorquage
platen die naar elkaar toe bewegen noem je divergente plaatbeweging
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Vulkanen en aardbevingen komen voornamelijk voor bij plaatranden.
B
Exogene krachten werken van binnenuit op de aardkorst in.
C
Een continentale plaat is zwaarder dan een oceanische plaat.
D
Rond de Atlantische Oceaan komen veel vulkanen en aardbevingen voor.
Slide 5 - Quiz
a Is de plaat met nummer 2 een oceanische of een continentale plaat?
b Verklaar je antwoord bij vraag a.
Slide 6 - Question ouverte
Iemand doet twee uitspraken:
I Nederland ligt bij een plaatrand, daarom zijn er veel aardbevingen. II Nederland en Japan liggen op dezelfde plaat.
Welke uitspraak is juist?
A
Uitspraak I is juist, II is onjuist.
B
Beide uitspraken zijn juist.
C
Beide uitspraken zijn onjuist.
D
Uitspraak I is onjuist, II is juist.
Slide 7 - Quiz
Gesmolten gesteente in de aarde heet ....
A
Magma
B
Lava
Slide 8 - Quiz
De meeste en de zwaarste aardbevingen komen voor bij ....
A
botsende platen
B
platen die uit elkaar bewegen
C
platen die langs elkaar bewegen
D
Bij alle plaatbewegingen
Slide 9 - Quiz
Troggen ontstaan door ....
A
platen die uit elkaar drijven
B
platen die botsen
Slide 10 - Quiz
a Bij welke plaatbeweging 1 of 2 in de figuur verwacht je een tsunami? b Waarom juist bij die beweging? c Noteer een ander gevolg van de plaatbeweging bij de breuk die je hebt gekozen bij opdracht a.
Slide 11 - Question ouverte
De plek aan het aardoppervlak recht boven de aardbeving noemen we het....
A
hypocentrum
B
epicentrum
Slide 12 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Een aardbeving is makkelijker te voorspellen dan een vulkaanuitbarsting.
B
Een vulkaanuitbarsting is makkelijker te voorspellen dan een orkaan.
C
Het epicentrum van een aardbeving is makkelijker te voorspellen dan de plaats waar een orkaan aan land komt.
D
Aan materiële schade valt vaak niet te ontkomen bij tsunami’s en tornado’s.
Slide 13 - Quiz
Een tsunami is te voorspellen door middel van een ....
A
waarschuwingssysteem
B
rampenplan
Slide 14 - Quiz
Bouwtechnische maatregelen zijn van belang bij het voorkomen van ....