Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Wat is een zout?
A
zout bestaat uit atomen
B
zout bestaat uit ionen
C
zout bestaat uit moleculen
D
zout bestaat uit kernen
Slide 1 - Quiz
Hoe is de oplosbaarheid van IJzer(II)bromide ?
A
goed
B
beetje
C
dit lost niet goed op
D
-
Slide 2 - Quiz
Wat is de juiste naam van dit zout?
Hg(NO3)2
A
Kwiknitriet
B
Kwikdinitraat
C
Kwiknitriet
D
Kwik(II)nitraat
Slide 3 - Quiz
Bij het indampen van een oplossing van zout in water..
A
Verdampt het zout en het water gelijkmatig
B
verdampt het water en blijft het zout achter
C
Verdampt enkel het zout
D
wordt het zout gescheiden
Slide 4 - Quiz
ammoniumchloride is een:
A
zout
B
metaal
C
moleculaire stof
D
lekker
Slide 5 - Quiz
Wat is de indampvergelijking voor het zout natriumchloride?
A
Na++Cl−→NaCl
B
NaCl(aq)→NaCl(s)
C
Na+(aq)+Cl−(aq)→NaCl(s)
D
NaCl(s)→Na+(aq)+Cl−(aq)
Slide 6 - Quiz
Natrium is een...
A
niet-metaal
B
metaal
C
zout
D
moleculaire stof
Slide 7 - Quiz
De oplosvergelijking van aluminiumfosfaat
AlPO4
A
Al3+(aq)+PO43−(aq)→AlPO4(s)
B
AlPO4(s)→Al3+(aq)+PO43−(aq)
C
Dit zout lost slecht op.
D
AlPO4→Al3++PO43−
Slide 8 - Quiz
Wat is de juiste formule van aluminiumfosfaat?
AlP3
A
AlP3
B
AlPO4
C
Al3(PO4)2
D
Al3++PO33−
Slide 9 - Quiz
wat is de juiste formule voor koper(II)carbonaat ?
A
CuCO3
B
Cu(II)CO3
C
Cu2CO3
D
Cu2(CO2)3
Slide 10 - Quiz
De oplosvergelijking van zinknitraat,
Zn(NO3)2
A
Zn2+(aq)+2NO3−(aq)→Zn(NO3)2(s)
B
Zn(NO3)2(s)→Zn2+(aq)+2NO3−(aq)
C
Dit zout lost slecht op.
D
Zn(NO3)2→Zn2++2NO3−
Slide 11 - Quiz
Waterstof-chloride
Zwavel-zuur
Fosfor-zuur
Salpeter-zuur
HCl
HNO3
H2SO4
H3PO4
Slide 12 - Question de remorquage
Sleep naar de juiste plek:
neutraal
beetje zuur
beetje basisch
sterk basisch
sterk zuur
Slide 13 - Question de remorquage
Waterstof chloride
Koolzuur
Zwavel zuur
Salpeter zuur
HCl
HNO3
H2SO4
H2CO3
Slide 14 - Question de remorquage
Wanneer is een oplossing zuur, neutraal of basisch?
Zuur
Neutraal
Basisch
pH > 7
pH < 7
pH = 7
Slide 15 - Question de remorquage
timer
3:00
Sterk zuur
Zwak zuur
waterstofjodide
fosforzuur
zwavelzuur
Ammoniumion
Slide 16 - Question de remorquage
Plaats volgende stoffen in de juist anorganische stofklasse
oxiden
hydroxiden
zuren
zouten
Slide 17 - Question de remorquage
De vloeistof in de erlenmeyer verandert tijdens de titratie. Beschrijf de vloeistof ná de kleuromslag. Sleep de juiste antwoorden. Maak gebruik van Binas-tabel 36.