Taalverzorging blok 7 + 9 les 8

Taalverzorging
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Taalverzorging

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Grammatica

Slide 3 - Diapositive

Woordsoorten

Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Mavo-xl:
zelfstandig-, hulp- en koppelwerkwoord
Zinsontleden

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Zin in zinsdelen verdelen
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling



Mavo-xl:
naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Diapositive

Spelling

Slide 5 - Diapositive

Citaten
Als je iemands woorden weergeeft in de directe rede, dus letterlijk, heet dat een ‘citaat’. 
Je zet het citaat tussen aanhalingstekens:
– Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’

Als het citaat vooraan staat, gebruik je geen dubbele punt:
– ‘Overmorgen ben ik jarig’, zei Jasper.

Slide 6 - Diapositive

Geen citaten
Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft, 
gebruik je geen aanhalingstekens en geen dubbele punt.

– Jasper zei dat hij overmorgen jarig is.

Slide 7 - Diapositive

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 8 - Quiz

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 10 - Quiz

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 12 - Quiz

De jongen riep: ‘Maurice, wacht even!’
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?


De bovenstaande zin kan met leestekens op twee manieren worden opgeschreven:

Wat wordt dan het verschil in de betekenis?

Slide 14 - Diapositive

Mike vroeg Vera heb je de toets goed gemaakt?

Degene die de vraag stelt verschilt.


 1 = 
Mike vroeg: ‘Vera, heb je de toets goed gemaakt?’
Dan vraagt Mike iets aan Vera.

2 = ‘Mike,’ vroeg Vera ‘heb je de toets goed gemaakt?’
Dan vraagt Vera iets aan Mike.

Slide 15 - Diapositive

Olivia vraagt aan Marie-Laure of ze veel cadeautjes heeft gehad.
Maak hier een directe rede (citaat) van.

Slide 16 - Question ouverte

Aan de slag!
Maak vanaf blz. 85 opdracht 14, 15, 16, 17, 22




Slide 17 - Diapositive

Mavo-xl
drie soorten werkwoorden:
zelfstandig werkwoord OF koppelwerkwoord
hulpwerkwoord



Slide 18 - Diapositive

Mavo-xl
Er is altijd één belangrijkste werkwoord in de zin. Dat is een zelfstandig werkwoord OF een koppelwerkwoord.

Alle andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Het zelfstandig werkwoord geeft de handeling (wat er gebeurt) aan. 

Slide 19 - Diapositive

Mavo-xl
Het zelfstandig werkwoord geeft de handeling (wat er gebeurt) aan. 

Als het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord is, dan geeft het geen handeling aan, maar is het iets. 
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Zou mijn iPad al zijn bezorgd?
De taart wordt echt prachtig!
De voorjaarsvakantie was een groot succes.

Slide 20 - Diapositive

Mavo-xl
Er is één zelfstandig OF koppelwerkwoord.

Alle overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Zou mijn iPad al zijn bezorgd?
Marco is twee maanden afwezig geweest.
Zal hij nu niet meer zo veel afwezig zijn?

Slide 21 - Diapositive