Grammaticales - Werkwoorden Woordtrainer 12

w
e
r
k
w
o
o
r
d
e
n
v
e
r
v
o
e
g
e
n
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

w
e
r
k
w
o
o
r
d
e
n
v
e
r
v
o
e
g
e
n

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
- Je weet wat werkwoorden zijn
- Je kunt werkwoorden herkennen 
- Je kunt werkwoorden in een zin zetten

Slide 2 - Diapositive

OPBOUW VAN DE LES
1. WERKWOORDEN - ALFABET
2. WERKWOORDEN HERKENNEN
3. UITLEG
4. OPDRACHTEN MAKEN IN HET BOEK
5. KAHOOT - WERKWOORDEN

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welk werkwoord zie je? Schrijf het hele werkwoord.

Slide 5 - Question ouverte

Welk werkwoord zie je? Schrijf het hele werkwoord.

Slide 6 - Question ouverte

Welk werkwoord zie je? Schrijf het hele werkwoord.

Slide 7 - Question ouverte

Welk werkwoord zie je? Schrijf het hele werkwoord.

Slide 8 - Question ouverte

Welk werkwoord zie je? Schrijf het hele werkwoord.

Slide 9 - Question ouverte

Welk werkwoord zie je? Schrijf het hele werkwoord.

Slide 10 - Question ouverte

Ik _____ (halen) mijn moeder van het werk.

Slide 11 - Question ouverte

Mijn opa _______ (geven) mij geld voor mijn verjaardag.

Slide 12 - Question ouverte

_______ (lopen) jij naar school?

Slide 13 - Question ouverte

Op zaterdag _____ (doen) mijn moeder boodschappen.

Slide 14 - Question ouverte

OVT:
De auto....naar de winkel.
A
rijdt
B
reed
C
rijd

Slide 15 - Quiz

Hoeveel uren _____ (slapen) jij?

Slide 16 - Question ouverte

VTT:
Wij...... ..... op de bus.
A
heeft gewacht
B
hebben gewachten
C
hebben gewacht

Slide 17 - Quiz

De hond _____ (hebben) pijn aan zijn poot.

Slide 18 - Question ouverte

Op de gang _____ (mogen) je niet rennen.

Slide 19 - Question ouverte

OVT: Mijn moeder....de buurman.
A
roepte
B
riep
C
roept

Slide 20 - Quiz

OTT:
Hij......naar school
A
fietst
B
fiest
C
fiets

Slide 21 - Quiz

De aap ____ (willen) graag een banaan.

Slide 22 - Question ouverte

OTT:
Ik.....de bus.
A
stappte uit
B
stapten uit
C
stapte uit

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Lien