E4 Les 18 sterke werkwoorden

Les 18 sterke werkwoorden
Leerdoel: Je kent de sterke werkwoorden van les 18.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Les 18 sterke werkwoorden
Leerdoel: Je kent de sterke werkwoorden van les 18.

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Je kunt zinnen met de sterke werkwoorden goed maken. 

Slide 2 - Diapositive

Welke zin is in de OVT?
A
Hij buigt voor mij.
B
De hond bijt.
C
Zij blaast in haar hand.
D
De ruit barstte.

Slide 3 - Quiz

Welke zin is in de VTT?
A
Hij boog voor mij.
B
De hond beet.
C
Zij heeft in haar hand geblazen.
D
De ruit barst.

Slide 4 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Hij breng me thuis.
B
Zij beten in de appel.
C
Wij begint met de les.
D
Wij badden in de kerk.

Slide 5 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Wij bewoog op de sportschool.
B
Zij blies op haar vingers.
C
Het brood bederf.
D
Wij bakte het brood.

Slide 6 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Ik boog voor jou.
B
Ik blijv thuis.
C
Begint jij al?
D
Wij brak het.

Slide 7 - Quiz

bakken OTT Alleen het werkwoord typen.
De vrouw _________ een brood.

Slide 8 - Question ouverte

braden OTT Alleen het werkwoord typen.
Het meisje _________ het vlees.

Slide 9 - Question ouverte

braden OVT Alleen het werkwoord typen.
Het meisje _________ het vlees.

Slide 10 - Question ouverte

braden VTT Alleen het werkwoord typen.
Het meisje heeft het vlees ____________.

Slide 11 - Question ouverte

brengen OVT Alleen het werkwoord typen.
De moeder ____________ haar.

Slide 12 - Question ouverte

breken OVT Alleen het werkwoord typen.
Zij ____________ het glas.

Slide 13 - Question ouverte

En, ken je les 18 sterke werkwoorden goed?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage

Maak OVT.

Slide 15 - Diapositive

Maak VTT.

Slide 16 - Diapositive