Onderdeel 5 Cursus 5 paragraaf 6 Lijdend voorwerp

Onderdeel 5 Cursus 5 
paragraaf 6 Lijdend voorwerp
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Onderdeel 5 Cursus 5 
paragraaf 6 Lijdend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands (blz. 212 en 213)
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:00

Slide 2 - Diapositive

Wat we doen:
  • Doelstelling cursus 5 grammatica, paragraaf 6
  • Uitleg lijdend voorwerp
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Diapositive

Doelstellingen:
  • Je leert  het lijdend voorwerp vinden. 

Slide 4 - Diapositive

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 5 - Question ouverte

Hoe kun je het onderwerp van een zin vinden?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe kun je het werkwoordelijk gezegde vinden?

Slide 7 - Question ouverte

Lijdend voorwerp
Bijna alle zinnen hebben een onderwerp en een gezegde. Een zin kan nog meer zinsdelen hebben, bijvoorbeeld een lijdend voorwerp (lv)

Een lijdend voorwerp geeft meestal aan wie of wat iets overkomt.

Slide 8 - Diapositive

Zo vind je een lijdend voorwerp
Bijvoorbeeld: Sifan Hassan heeft een gouden medaille gewonnen.

Slide 9 - Diapositive

Samen oefenen
Rudolf heeft een heerlijke maaltijd gekookt!
PV = ?
OW = ?
WG = ?
LV = ? 

Slide 10 - Diapositive

Samen oefenen
Rudolf heeft een heerlijke maaltijd gekookt!
PV = heeft
OW = Rudolf
WG = heeft gekookt

Wie of wat heeft Rudolf gekookt?
LV = een heerlijke maaltijd

Slide 11 - Diapositive

Samen oefenen
De modderstromen in Indonesië hebben voor tientallen huizen vernield.

PV = ?
OW = ?
WG = ?
LV = ? 

Slide 12 - Diapositive

Samen oefenen
De modderstromen in Indonesië hebben tientallen huizen vernield. 

PV = hebben
OW = De modderstromen in Indonesië
WG = hebben vernield
LV =  tientallen huizen

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag!
Maken opdracht 1 t/m 3. (blz. 212 en 213)

Samen nakijken.

Klaar? Ga naar de docent. 
Je krijgt extra oefenwerk op je eigen niveau. 








timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Lijdend voorwerp in samengestelde zinnen
Een samengestelde zin bestaat uit 2 zinnen. Hierdoor kan een zin ook meerdere lijdende voorwerpen  bevatten. 

Honderden werknemers hebben hun baan verloren, omdat de brand het bedrijf heeft verwoest.  

Slide 16 - Diapositive

Aan de slag!
Maken opdracht 4 t/m 6. (blz. 212 en 213)
Samen nakijken.
Klaar? Ga verder met je oefenbladen.
Klaar met de oefenbladen, pak je leesboek. 








timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 18 - Question ouverte

Hans eet de hele taart alleen op.

Wat is het lv?
A
Hans
B
eet
C
de hele taart
D
alleen

Slide 19 - Quiz

Het lijdend voorwerp van een zin is een moeilijk onderdeel van grammatica.

Wat is het lv?
A
lijdend voorwerp
B
grammatica
C
is
D
een moeilijk onderdeel

Slide 20 - Quiz

In een zin kan meer dan één lijdend voorwerp staan.


A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Een onderwerp kan ook het lijdend voorwerp zijn.


A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Wat heb je niet nodig om het lijdend voorwerp te vinden?


A
persoonsvorm
B
onderwerp
C
werkwoordelijk gezegde
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quiz

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Waarom vind je dat?

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive