Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2
Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Milieu thema 9 oefentoets blok 1 en 2
Oefentoets
Slide 1 - Diapositive
Milieuproblemen worden veroorzaakt door:
A
Dieren
B
De aarde
C
De mens
D
Het weer
Slide 2 - Quiz
Rechts zie je een voorbeeld van een
A
Milieuprobleem
B
Watervervuiling
C
Kringloop
D
Oppervlaktewater
Slide 3 - Quiz
Rechts zie je:
A
Luchtvervuiling
B
Bodemvervuiling
C
Watervervuiling
D
Afval
Slide 4 - Quiz
Hier zie je:
A
Afval
B
Luchtvervuiling
C
Natuurlijk evenwicht
D
Bodemvervuiling
Slide 5 - Quiz
Wanneer dieren last hebben van licht en geluid heet dit:
A
Overlast
B
Versnippering
C
Vervuiling
D
Verstoring
Slide 6 - Quiz
Door versnippering wordt het leefgebied van dieren:
A
Rustiger
B
Groter
C
Drukker
D
Kleiner
Slide 7 - Quiz
Een goede biodiversiteit heeft ............ dieren en planten
A
Weinig
B
Veel
Slide 8 - Quiz
Een ''Ecologische hoofdstructuur'' gaat over:
A
Natuurgebieden verbinden
B
Lichtvervuiling tegengaan
C
Geluidsoverlast tegengaan
D
Zorgen voor goede wegen
Slide 9 - Quiz
Wanneer iets sneller op gaat dan er bij komt noem je dit:
A
Verstoring
B
Uitputting
C
Vervuiling
D
Versnippering
Slide 10 - Quiz
De dampkring zorgt ervoor dat warmte op aarde wordt:
A
Vast gehouden
B
Afgestoten
Slide 11 - Quiz
Co2 is een broeikasgas
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
De groei van de wereldbevolking wordt vooral een probleem, omdat (kies):
A
Er teveel mensen op aarde komen
B
We steeds meer auto's en huizen willen hebben
C
We teveel bomen kappen
D
Het ijs op de zuid- en noordpool heel hard smelt
Slide 13 - Quiz
Je ziet hieronder meerdere energiebronnen. Welke bron is GEEN fossiele bron. Kies:
A
windmolen
B
aardolie
C
steenkool
D
aardgas
Slide 14 - Quiz
Bij fabrieken zie je vaak schoorstenen die schadelijke stoffen uitstoten met als gevolg vervuiling van de lucht. Hoe heet dit verschijnsel? Kies:
A
zure regen
B
koolstofdioxide
C
atmosfeer
D
luchtvervuiling
Slide 15 - Quiz
De waterkwaliteit wordt steeds slechter, doordat rioolwater en industriewater in rivieren terecht komt. Dit is: (kies)
A
vervuiling van de aarde
B
uitputting van de aarde
C
aantasting van de aarde
D
geen invloed op de aarde
Slide 16 - Quiz
Hout kappen in het wilde weg zorgt dat het landschap verandert. Het leidt tot overstromingen en lawines.
A
vervuiling van de aarde
B
uitputting van de aarde
C
aantasting van de aarde
D
geen invloed op de aarde
Slide 17 - Quiz
Wat verstaan we onder "milieu"? Kies:
A
bodem, water en lucht
B
alles wat in de grond zit
C
alles wat in de lucht zit
D
alles wat in het water zit
Slide 18 - Quiz
Welke stof is GEEN natuurlijke grondstof? Kies:
A
hout
B
koper
C
glas
D
katoen
Slide 19 - Quiz
We proberen de hoeveelheid CO2 in de lucht te beperken. Welke maatregel zorgt voor minder CO2 uitstoot? Kies:
A
zonnepanelen plaatsen op je huis
B
meebetalen aan de aanleg van nieuwe bossen in Brazilië.
C
ondergrondse opslag van CO2
D
Alle energie duurder maken
Slide 20 - Quiz
Langs de Nederlandse kust kunnen we stroomenergie opwekken. Welke vorm brengt de meeste energie op? Kies:
A
zonne-energie
B
windenergie
C
energie uit water
Slide 21 - Quiz
Grondstoffen /energiebronnen kunnen, maar hoeven niet op te raken. Wat geldt voor REGENWATER?
A
uitputbaar
B
onuitputbaar
C
vernieuwbaar
Slide 22 - Quiz
Grondstoffen /energiebronnen kunnen, maar hoeven niet op te raken. Wat geldt voor AARDGAS?
A
uitputbaar
B
onuitputbaar
C
vernieuwbaar
Slide 23 - Quiz
Broeikaseffect. Dit is het vasthouden van de warmte van de zon door:
A
atmosfeer/ dampkring
B
zonnepanelen
C
groei wereldbevolking
D
uitlaatgassen van fabrieken en auto's
Slide 24 - Quiz
Het steeds groeiend aantal mensen op aarde heeft invloed op ons milieu:
A
ja
B
nee
Slide 25 - Quiz
In welke zin staan de verschillende energiebronnen in de juiste tijdsvolgorde:
A
hout-turf-steenkool
B
turf-hout-steenkool
C
turf-steenkool-hout
D
steenkool-turf- hout
Slide 26 - Quiz
Welke energiebron gebruikte men in de middeleeuwen NIET:
A
turf
B
aardgas
C
spierkracht van dieren
D
hout
Slide 27 - Quiz
Welke van de volgende milieuproblemen is GEEN gevolg van het gebruik van steenkool:
A
Plastic soup
B
Uitputting
C
versterkt broeikaseffect
D
co2 uitstoot
Slide 28 - Quiz
Welke uitspraak over de Industriële revolutie is NIET juist:
A
Er werden fabrieken gebouwd
B
Vooral in bosgebieden werden veel fabrieken gebouwd
C
Rond de fabrieken ontstonden nieuwe steden
D
Machines werkten sneller en goedkoper dn arbeiders
Slide 29 - Quiz
Wat is veen:
A
Brandstof
B
Laag dode plantenresten onder water
C
bladeren die in de winter van de bomen
vallen
D
Verschillende soorten planten en dieren
Slide 30 - Quiz
Welke 3 milieuproblemen zijn er:
A
watervervuiling, bodemvervuiling, luchtvervuiling
B
vervuiling, versnippering, uitputting
C
luchtvervuiling, aantasting, uitputting
D
vervuiling, aantasting, uitputting
Slide 31 - Quiz
Wat zijn geen fossiele brandstoffen?
A
aardolie en aardgas
B
hout en ijzererts
C
steenkool en turf
Slide 32 - Quiz
Veengebieden in het westen van Nederland liggen hoog / laag
A
hoog
B
laag
Slide 33 - Quiz
Daardoor moest het veen uit kanalen / slootjes gehaald worden.
A
kanalen
B
slootjes
Slide 34 - Quiz
In het noorden en oosten van Nederland groeven veenarbeiders kanalen / slootjes waar het water naartoe liep, zodat het veen aan de oppervlakte opdroogde.
A
kanalen
B
slootjes
Slide 35 - Quiz
Turf is gedroogd veen. Al in de Middeleeuwen gebruikte men turf als brandstof. Het leverde een goed bestaan op. Turf werd ook wel ‘het bruine goud’ genoemd. Grote stukken van Nederland waren veengebieden.
In welk soort landschap is veen ontstaan?
A
duinlandschap
B
heuvellandschap
C
moeraslandschap
D
zandlandschap
Slide 36 - Quiz
Weg die een product aflegt van grondstof tot eindproduct en consument
A
de bedrijfskolom
B
de halffabricaat
C
het modern imperialisme
D
de vestigingsplaatsfactor
Slide 37 - Quiz
Streven van vooral Europese landen in de negentiende en twintigste eeuw om hun land met koloniën uit te breiden
A
de bedrijfskolom
B
de halffabricaat
C
het modern imperialisme
D
de vestigingsplaatsfactor
Slide 38 - Quiz
Is dit een grondstof, een halffabricaat of een eindproduct?
Meel
A
grondstof
B
halffabricaat
C
eindproduct
Slide 39 - Quiz
Is dit een grondstof, een halffabricaat of een eindproduct?
Dierenhuid
A
grondstof
B
halffabricaat
C
eindproduct
Slide 40 - Quiz
Is dit een grondstof, een halffabricaat of een eindproduct?
Brood
A
grondstof
B
halffabricaat
C
eindproduct
Slide 41 - Quiz
Is dit een grondstof, een halffabricaat of een eindproduct?
Plastic
A
grondstof
B
halffabricaat
C
eindproduct
Slide 42 - Quiz
Is dit een grondstof, een halffabricaat of een eindproduct?
Trui
A
grondstof
B
halffabricaat
C
eindproduct
Slide 43 - Quiz
Arbeiders gebruiken vooral spierkracht.
Arbeiders werken met handgereedschappen.
De baas werkt mee in de werkplaats.
Producten worden in de omgeving verkocht.
Machines werken op stoomkracht.
Arbeiders werken met machines.
De ondernemer koopt grondstoffen, organiseert het werk en verkoopt de producten.
Er zijn grote fabrieken.
Voor de industriële revolutie
Na de industriële revolutie
Slide 44 - Question de remorquage
Planning rest van de les
Maak de samenvattingsopdrachten in Mundo van blok 3 & 4.
Leer blok 3 & 4 van het thema grondstoffen.
Vragen? Stel ze via Teams of mail naar m.vandewijdeven@kempenhorst.nl