Resumen 3HV - Capítulo 5

(ree- soe-men) (= samenvatting)
5
Capítulo
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

(ree- soe-men) (= samenvatting)
5
Capítulo

Slide 1 - Diapositive

Contenidos PW Cap 5
  1. Leesvaardigheid/ luistervaardigheid. Breng oortjes mee (géén airpods!)
  2. vocabulario 5.1 + 5.2 + 5.3 (NL-SP)
  3. WW-blad 25 t/m 40 (SP-NL)
  4. Onregelmatige werkwoorden met klankverandering in de stam, onregelmatige 1e persoon (Yo) of beide (oefen m. Verbuga!)
  5. Getallen t/m 1.000.000 
  6. Futuro (ir + a + heel ww)
  7. Kloktijden
  8. Onregelmatige werkwoorden: ser, estar, hay, tener, gustar (oefen m. Verbuga!)
  9. Regelmatige ww vervoegen -AR, -ER, -IR (oefen m. Verbuga!)
  10. Wederkerende ww vervoegen: LlamarSE, levantarse ea ww (oefen m. Verbuga!)

Slide 2 - Diapositive

Vocabulario 5.1 t/m 5.3 + ww
Vocabulario 5.1 (NL >ESP)
Vocabulario 5.2 (NL >ESP)
Vocabulario 5.3 (NL >ESP)

+ werkwoorden 25 t/m 40 (ESP>NL)

Slide 3 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden 
eindigend op -AR, -ER, -IR

Slide 4 - Diapositive

Persoonsvormen: Ezelsbruggetjes
  • Tú y yo= Jij + ik = wij = nosotros*
  • Juan y tú= andere persoon + jij = jullie = vosotros*
  • María y Pedro= hij + zij = zij (mv) = ellos
  • Adela y Laura= zij + zij = ellas*
  • Juan, señor Rivera= hij = él, óf:  u= usted  
  • Señora Martínez= zij = ella,  óf:  u= usted
  • La ciudad (en andere objecten)= het= dan óók de 3e persoon enkelvoud van het werkwoord gebruiken.


*) Gaat het alleen over vrouwelijke personen in meervoud? Dan gebruik je: nosotras, vosotras, ellas.

Slide 5 - Diapositive

Verbos -AR-ER -IR
Regelmatige werkwoorden eindigend op -AR , -IR , -ER
Weet je de regel nog?

Slide 6 - Diapositive

Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
  • Bij ww op -AR (ER of IR) haal je  de -AR (ER of IR) van het werkwoord af , zodat de stam overblijft: bv HABLAR > HABL, COMER > COM,  VIVIR, VIV.
  • Daarachter zet je dan de vervoeging van de persoonsvorm bij. Dus bij Yo  > O, bij Tú > -AS of ES,  bij él/ella usted > -A, E  etcetera.  

Slide 7 - Diapositive

Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
  • Bij ww op -AR zit in de vervoeging altijd een A behalve bij YO
  • Bij ww op -ER zit in de vervoeging altijd een E behalve bij YO
  • Bij ww op -IR zit in de vervoeging ook een E, behalve bij nosotros (viv)imos) en vosotros (viv(ís) én natuurlijk bij YO

  • Het accent bij de vervoeging van vosotros staat :
  • op de A (-ar) >> Habláis
  • op de E (-er) >> Coméis
  • op de I (-ir) >> vivís

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

HAY, ESTAR, SER

Slide 10 - Diapositive

Wanneer
gebruik je 

HAY,

ESTAR,

SER?

Slide 11 - Diapositive

Ezelsbruggetje ESTAR / SER
  • Voor naam, lengte, beroep, karakter en andere vaste eigenschappen gebruik je serBij ser hoort ook de vraag HOE, WAT of WIE
  • Voor plaats/ ligging én tijdelijke fysieke of emotionele  toestand gebruik je estar. Bij estar hoort ook de vraag WAAR (bepaald)  

Slide 12 - Diapositive

Ezelsbruggetje ESTAR / HAY
  • Voor woorden waar de of het (el, la, los, las) voor staat, gebruik je estar
  • Bij woorden waar een (un, una), een paar (unos, unas), telwoorden (dos, tres etc.) of een onbepaalde hoeveelheid (muchos, pocos) voor staat, gebruik je hay.  

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Lien

LLAMARSE en andere wederkerende werkwoorden

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo



yo

él / ella /usted

nosotros/ nosotras

vosotros/ vosotras

ellos/ellas / ustedes



me    llamo   (ik heet)

te      llamas ( jij heet)

se     llama   (hij/ zij/ u heet) 

nos  llamamos (wij heten)

os     llamáis (jullie heten)

se     llaman (zij heten)


LET OP: Je moet ALTIJD twee woorden invullen bij vragen over -SE werkwoorden !!!

Llamarse = heten

Slide 18 - Diapositive

Zet de juiste vorm van Llamarse in de volgende zinnen:
1. ¡Hola! (yo / Llamarse)_____ ____________Laura.
2. Mi madre (ella / Llamarse) ___ _________ Carmen y mi padre (él/ Llamarse)___ ______________Ricardo.
3. Tenemos dos perros (ellos/Llamarse)___ __________ Cro y Queta
4 ¿Cómo ( tú/ Llamarse)___ _____?
5 Nosotros (Llamarse)___ _______ García.
6¿Vosotros ( Llamarse)_____ ___________ Ramiro y Marta?

Slide 19 - Question ouverte

Hola,  (llamarse) Roberto.
Cuando (levantarse), (ducharse) y  (cepillarse) los dientes y (peinarse) el pelo. 
Después (afeitarse), pero hoy no. 
Es que la espuma se ha agotado....

Pienso que mi hijo también (afeitarse) con mi espuma de afeitar...
Zet deze wederkerende werkwoorden in de yo vorm
TAREA: zet de werkwoorden in deze tekst in de juiste vervoeging. Schrijf ze op in je schrift

Slide 20 - Diapositive

GUSTAR

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

¿Qué sabes del verbo gustar?

Slide 23 - Diapositive

¿Qué sabes del verbo gustar?

Slide 24 - Diapositive

TENER

Slide 25 - Diapositive

TENER (presente, tegenwoordige tijd)
yo
él, ella, usted
nosotros,nosotras vosotros,vosotras
ellos, ellas, ustedes
TENGO
TIENES
TIENE
TENEMOS
TENÉIS
TIENEN
(onregelmatig)
HAZ: ejercicio 29
+ online opdracht volgende sheet

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Los números hasta los millones

Slide 28 - Diapositive

Regels bij de getallen
  • Altijd van grootste naar het kleinste getal: 
  • Ken de ronde getallen en de eerste 10 uit je hoofd!
  • Tussen 16 -29 : aan elkaar schrijven met i 
  • >> diecinueve, veinticinco
  • Tussen 31 -99 : los geschreven met een y
  •  >> treinta y cinco, noventa y tres
  • de y komt dus alleen tussen tientallen en eenheden.

Slide 29 - Diapositive

Ken alle ronde getallen én 1-20 uit je hoofd! 
dan je kom je een heel eind...
  • uno, dos, tres, cuatro, cinco, seis, siete, ocho, nueve, diez, once, doce, trece, catorce etc.
  • diez, veinte, treinta, cuarenta, cincuenta, sesenta, setenta, ochenta, noventa.
  • cien, doscientos, trescientos, cuatroscientos, etc.
  • mil, dos mil, tres mil, cuatro mil, cinco mil etc.
  • diez mil, veinte mil, treinta mil,...
  • cien mil, doscientos mil, trescientos mil..
  • un millón, dos millones...

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Lien

Slide 32 - Lien

El reloj: De klok

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo


Denk aan het verschil! 
es la una , 
son las dos, las tres y media etc. (bij de overige uren)


  

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Lien

Slide 38 - Lien

Futuro próximo
Nabije toekomende tijd
  Formule : IR + A + HEEL WW

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Hoe zeg je in het Spaans wat je binnenkort gaat doen?
De nabije toekomende tijd (el futuro próximo)
Je hebt 3 dingen nodig:
  1. Een vervoeging van het werkwoord IR (gaan)
  2. A
  3. een heel werkwoord: ser, hablar , escribir, comer etc.

Ejemplos: 
Este fin de semana voy a relajar, 
Vamos a comprar patatas fritas.
Esta noche va a hablar con su novia.


  Formule : IR + A + HEEL WW

Slide 41 - Diapositive

Je hebt dus IR nodig...
yo
VOY
ik ga
VAS
jij gaat
él, ella, usted
VA
hij, zij, u gaat
nosotros/ -as
VAMOS
wij gaan
vosotros/ -as
VAIS
jullie gaan
ellos, ellas, ustedes
VAN
zij gaan

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Lien

Werkwoorden met 
de klankverandering
in de stam 

Slide 44 - Diapositive

Verbos irregulares
Er zijn onregelmatige werkwoorden:
  1. - die geheel afwijken (zoals SER, IR)
  2. - waar alleen de 1e persoon afwijkt. (zoals ESTAR)
  3. - die klinkerwisselingen in de stam hebben. (zoals QUERER)
  4. - waar de eerste persoon afwijkt én die een klinkerwisseling hebben. (zoals TENER)

Onregelmatige werkwoorden

Slide 45 - Diapositive

0

Slide 46 - Vidéo

Werkwoorden met klankverandering in de stam 
(pág. 49 de tu libro verde)
Hay 4 grupos:
1.  cerrar (e >ie)
2. poder ( o>ue)
3. jugar (u_ue)
4. pedir (e>i)

Slide 47 - Diapositive

Bij welke werkwoorden verandert 
de klank?
TAREA : Zoek de betekenis van deze werkwoorden op  en schrijf ze in je schrift (15m).
(E >IE)
(O>UE)
(U>UE)
(E>I)
cerrar 
sentir, 
empezar, 
perder,
querer 
tener
comenzar
entender
preferir
pensar
despertarse
poder, 
encontrar, 
costar, 
dormir
volver,
probar
recordar,
almorzar
acostarse

 jugar  
pedir, 
servir, 
vestirse, 
repetir, 
seguir

Deze staan allemaal 
in het werkboek!

Slide 48 - Diapositive

Bij welke werkwoorden verandert 
de klank? (antwoorden)
TAREA : Zoek de betekenis van deze werkwoorden op  en schrijf ze in je schrift (10m).
(E >IE)
(O>UE)
(U>UE)
(E>I)
SLUITEN
VOELEN, 
BEGINNEN, 
VERLIEZEN,
WILLEN 
HEBBEN (ook leeftijd)
BEGINNEN
BEGRIJPEN
LIEVER WILLEN
DENKEN
WAKKER WORDEN
KUNNEN, 
ONTMOETEN/ TEGEN-KOMEN/VINDEN, KOSTEN, 
SLAPEN
TERUGKOMEN
PROBEREN
HERINNEREN
LUNCHEN
NAAR BED GAAN
 SPELEN  
VRAGEN/ BESTELLEN, 
SERVEREN,
AANKLEDEN,
HERHALEN 
VOLGEN

Deze staan allemaal 
in het werkboek!

Slide 49 - Diapositive

Bij deze werkwoorden is de persoonsvorm
 YO onregelmatig
-OY
-GO
-NGO
-ZCO (-ucir, -ecer,
 -ocer)
-O
estar > estoy
dar > doy

salir > salgo
seguir*> sigo
decir* > digo
poner > pongo
venir* > vengo
tener* > tengo
conocer >conozco
introducir > introduzco
agradecer > agradezco
traducir > traduzco
ofrecer > ofrezco
conducir >conduzco
ver > veo
saber >
*) Bij deze werkwoorden zijn er ook nog klankveranderingen in de stam bij tú, él ella usted, en bij ellos, ellas ustedes. Zie groene werkboek, pág 69 -70

Slide 50 - Diapositive

VERBUGA
Oefen het vervoegen van werkwoorden met 

  • selecteer links de werkwoorden die je wilt oefenen
  • selecteer rechts 'presente' 
  • kies voor willekeurig (linksonder)

Slide 51 - Diapositive

Slide 52 - Lien