1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)
2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)
3. Ser (in de overige gevallen).
Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.
Slide 6 - Diapositive
Hay
Hay kent maar één vervoeging en dat is 'hay'.
Hay gebruik je zodra je kan zeggen 'er is/ er zijn'.
Bijv. er zijn veel leerlingen in de klas - hay muchos alumnos en la clase.
Zodra je een nummer (1, 2, 3, etc.), een onbepaald lidwoord (un/unos, una/ unas), een hoeveelheidswoord (mucho/ poco/ demasiado, etc) ziet staan, dan gebruik je ook het werkwoord hay.
Het werkwoord 'llamarse' is een wederkerend werkwoord. Zo een ww kun je herkennen aan de 'SE' achter het woord. Denk hierbij aan het NL - ik was mij, jij wast jou, etc.
'SE' haal je van het ww af en plaats je helemaal naar voren en zet je in de persoon waarin je wil praten. Vervolgens ga je de stam maken door ar/er/ir van het woord af te halen. Het enige wat je dan nog hoeft te doen is het ww in de juiste persoon te zetten door er de juiste uitgang aan vast te plakken.
Opdracht 1 Invulopdr - met ww peinarse (zelfde vervoegingen als bij llamarse)
Opdracht 3 Zoek de uitdaging en leer meer over wederkerende werkwoorden!!
Slide 12 - Diapositive
REGELMATIGE WERWERKOORDEN VERVOEGEN
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Vidéo
Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
Bij ww op -AR (ER of IR) haal je de -AR (ER of IR) van het werkwoord af , zodat de stam overblijft:
bv HABLAR > HABL, COMER > COM, VIVIR > VIV.
Daarachter zet je dan de vervoeging van de persoonsvorm bij. Dus bij Yo > O, bij Tú > -AS of ES, bij él/ella usted > -A, E etcetera.
Slide 15 - Diapositive
Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
Bij ww op -AR zit in de vervoeging altijd een A behalve bij YO
Bij ww op -ER zit in de vervoeging altijd een E behalve bij YO
Bij ww op -IR zit in de vervoeging ook een E, behalve bij nosotros (viv)imos) en vosotros (viv(ís) én natuurlijk bij YO
Het accent bij de vervoeging van vosotros staat :
op de A (-ar) >> Habláis
op de E (-er) >> Coméis
op de I (-ir) >> vivís
Slide 16 - Diapositive
Regelmatige werkwoorden
- AR -ER -IR
bailar comer vivir
(yo) bailo como vivo
(tú) bailas comes vives
(él, ella, usted, ..) baila come vive
(nosotros/-as) bailamos comemos vivimos
(vosotros/-as) bailáis coméis vivís
(ellos, ellas, ustedes, ..) bailan comen viven
Slide 17 - Diapositive
Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.
Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).
Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp voor het werkwoord. dit is anders dan bij een wederkerend voorwerp, lees goed de uitleg)
Zie de volgende slides voor het stappenplan voor het vervoegen van dit werkwoord!
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?
Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het zwarte kolommetje).
vb. IK hou van pizza.
Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken.
Slide 36 - Diapositive
Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.
Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA. vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.
Slide 37 - Diapositive
Voorbeelden
Ik hou van voetballen (jugar al fútbol)
het gaat om de 'ik' persoon.
Dus: ME ....jugar al fútbol
Nu nog gustar: Voetballen = ww --> dus GUSTA
me GUSTA jugar al fútbol
Slide 38 - Diapositive
Voorbeelden
Wij houden van de pizza (la pizza)
het gaat om de 'wij' persoon.
Dus: NOS .....la pizza
Nu nog gustar: pizza = zelfstand nw ENKelvoud--> dus GUSTA