Redactiesommen groep 5

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meer, minder...
Welke rekenwoorden ken je?

Slide 2 - Carte mentale

Denk aan woorden over optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen.
Zoek de verschillen...
Wat is het verschil tussen deze 2 sommen?

  • Ik heb 7 snoepjes en eet er 2 op. Hoeveel heb ik er nog over?
  • 7-2= ?

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verhaalsommen
Bij verhaalsommen wordt de som in de
vorm van een verhaaltje gegeven.

Er staan geen min- of plustekens in het verhaal,
je moet zelf  bedenken wat je moet doen!

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor som staat in het verhaaltje?
Yashvant had 5 pennen maar hij heeft er 3 verloren. Hoe veel pennen heeft Yashvant nu nog over?
A
Optellen
B
Aftrekken
C
Delen
D
Vermenigvuldigen

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Optelsommen

en
erbij
bij elkaar
samen
meer dan
in totaal

Aftreksommen

eraf
tekort
minder (dan)
(hoeveel) over
verschil

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor som staat in het verhaaltje?
Lotte koopt 3 zakken appels. 
In elke zak zitten 5 appels. 
Hoeveel appels heeft Lotte nu in totaal?
A
Optellen
B
Aftrekken
C
Delen
D
Vermenigvuldigen

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Keersommen

keer 
maal
elke
ieder
evenveel
in totaal

Deelsommen

delen
verdelen
elke 
ieder
evenveel
helft

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Belangrijk
  • lees het hele verhaaltje 2 keer
  • bedenk dan pas wat je moet doen om het uit te rekenen
  • Optellen? Aftrekken? Vermenigvuldigen? Delen?
  • reken je som uit
  • gebruik je stappenplan en papier!

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat voor som staat in het verhaaltje?
Yara heeft 5 paar schoenen. Haar zusje heeft 4 paar schoenen. Hoeveel paar schoenen hebben zij samen?
A
Optellen
B
Aftrekken
C
Delen
D
Vermenigvuldigen

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In een doosje zitten 84 schroeven. Een timmerman haalt er 5 uit. Hoeveel blijven er over?

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
84 - 5 = ...

79

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Boer Geurtsen heeft 67 koeien. Boer Wouters heeft 107 koeien. Hoeveel heeft boer Wouters meer dan boer Geurtsen?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
107 - 67 = ...

100 - 60 = 40
7 - 7 = 0

40 + 0 = 40

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De moeder van Saar heeft 77 euro bij haar om een voetbal te kopen. De voetbal die Saar graag wil hebben kost 50 euro. Hoeveel houdt de moeder van Saar nog over?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
77 - 50 = ...

70 - 50 = 20
7 - 0 = 7

20 + 7 = 27

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De flat waar de oma van Noah woont is 23 meter hoog. De mast die ernaast staat is wel 2 keer zo hoog! Hoe hoog is die dan?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
23 + 23 = ...

20 + 20 = 40
3 + 3 = 6

40 + 6 = 46

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Iris heeft 61 postzegels. Stella heeft 40 postzegels. Hoeveel postzegels heeft Stella er minder dan Iris?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
61 - 40 = ...

60 - 40 = 20
1 - 0 = 1

20 + 1 = 21

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Een verkoper op de markt begint 's morgens met 82 peren. Er komt een klant die er koopt, een klant die er 2 koopt en nog een die er 3 koopt. Hoeveel peren heeft de verkoper dan nog?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
7 + 2 + 3 = 12

82 - 12 = 70

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wout moet 95 euro betalen. Hij heeft al 35 euro betaald. Hoeveel briefjes van 10 moet hij nog geven?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
95 - 35 = ...
60

Dat betaal je met 6 briefjes van 10 euro

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Sam, James, Bart en Morris moeten 60 Donald Ducks rondbrengen. Ze verdelen het eerlijk, hoeveel moet ieder er rondbrengen?

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
60 : 4 kinderen = ...

15
want:
15 + 15 + 15 + 15 = 60 ducks

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Kian koopt een pakje kauwgom voor 70 cent. Ze betaalt met 4 munten van 20 cent. Hoeveel cent krijgt ze terug?

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Uitleg
De kauwgom kost 70 cent.

4 munten van 20 cent = 80 cent

80 - 70 = 10 cent terug

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions