H1 - Spelling, leestekens en pvtt

Spelling

Hoofdletters en leestekens
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Spelling

Hoofdletters en leestekens
persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?

- Theorie: hoofdletters en leestekens (blz. 34).
- Theorie: persoonsvorm tegenwoordige tijd (blz. 36).
- Opdrachten maken en bespreken.




Slide 2 - Diapositive

Wanneer hoofdletters?
  • Aan het begin van een zin.
  • Bij namen: Maartje Jansen, Mirjam de Jong, mevrouw De Jong
  • Woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid zoals: Rotterdamse, Zuid-Hollandse, Duits.

            De dagen, maanden, seizoenen en windstreken krijgen              GEEN hoofdletter.

Slide 3 - Diapositive

Gebruik van leestekens
Een zin eindig je met een punt, vraagteken (vraagzin) of uitroepteken (voor extra nadruk)

Een komma plaats je: 
  • tussen twee persoonsvormen;
  • voor verbindingswoorden doordat, maar, nadat, omdat, voordat, zodat, terwijl, want, zodra.
  •      
  •         Een komma plaats je niet bij 'en' en 'of'.

               

             dagen, maanden, seizoenen en windstreken krijgen GEEN hoofdletter

Slide 4 - Diapositive

Gebruik verkleinwoorden
Van zelfstandige naamwoorden kun je ook verkleinwoorden maken door er 
-je, -kje, -pje, -tje of -etje te zetten. Zoals jasje, raampje

Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang.
lama - lamaatje
loge - logeetje
ski - skietje
  
  •        Let op bij afkortingen krijg je 'tje.
               

             

Slide 5 - Diapositive

Zelf aan de slag met...
Opdracht 1, 2, 3 en 5 (blz. 34 en 35)
Na 10 minuten bespreken we de opdracht.




     
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 1 blz. 34

Slide 7 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 2 blz. 35

Slide 8 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 3 blz. 35

Slide 9 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 5 blz. 35

Slide 10 - Diapositive

De persoonsvorm
  • Wat is 'persoonsvorm'?
  • Kenmerken persoonsvorm
  • Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 11 - Diapositive

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft altijd één persoonsvorm.
  • Staat er maar één werkwoord in de zin? Dan is dat automatisch de persoonsvorm.



Slide 12 - Diapositive

Hoe vind je de persoonsvorm?
  • Veranderen van tijd: Zet de zin in een andere tijd. 
  • Getalsproef: verander het onderwerp enkelvoud naar meervoud of meervoud naar enkelvoud. 
  • Zin vragend maken: de persoonsvorm komt vooraan in de zin te staan.


Slide 13 - Diapositive


Slide 14 - Diapositive

Ik weet hoe en wanneer ik...
...hoofdletters, punten, komma's, vraagtekens en uitroeptekens toepas in een tekst.
En ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden en hoe ik die in de tegenwoordige tijd schrijf.

Slide 15 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 1 blz. 37

Slide 16 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 2 blz. 37

Slide 17 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 3 blz. 37
Opdracht 3
1 luistert
2 verwerpt
3 hangt
4 traint
5 afbreekt
6 vergelijkt

Slide 18 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 4 blz. 37
Opdracht 4
1 vertelt
2 verspreidt
3 gelooft
4 vindt
5 bevredigt
6 word

Slide 19 - Diapositive

Uitwerkingen opdracht 5 blz. 37
Opdracht 5* 
1 overhandigt
2 – (geen pv)
3 behandelt
4 vertaalt
5 – (geen pv)
6 ontkent


Slide 20 - Diapositive