Herhaling Hoofdstuk 4 Lezen 3F

Herhaling Hoofdstuk 4 Lezen
  •  betoog 
  • beschouwing 
  • mening
  • feit 
  • argument 
  • conclusie 
  • verwerping 
  • drogreden 
  • generalisatie 
  • artikel 
  • voorargument 
  • tegenargument
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling Hoofdstuk 4 Lezen
  •  betoog 
  • beschouwing 
  • mening
  • feit 
  • argument 
  • conclusie 
  • verwerping 
  • drogreden 
  • generalisatie 
  • artikel 
  • voorargument 
  • tegenargument

Slide 1 - Diapositive

Wanneer spreek je van een feit-uitspraak?
A
Als je uitspraak op waarheid kunt controleren.
B
Als je het met de uitspraak eens bent.
C
Als je weet dat de uitspraak 100% waar is.
D
Als je weet dat het gebeurd is.

Slide 2 - Quiz

Welke zin is waar?
A
Je kunt een mening bewijzen met argumenten.
B
Je kunt een mening bewijzen met een andere mening.
C
Je kunt een mening onderbouwen met argumenten.
D
Je kunt mening gebruiken een onderbouwing.

Slide 3 - Quiz

theorie
Wat is een drogreden?
Ik ben een autoriteit, want ik heb gestudeerd.
Roken is ongezond, omdat ik ook niet niet rook.

Slide 4 - Diapositive

Als iemand zegt: 'Voedingssupplementen zijn belangrijk, want dat zegt professor Van Zwelinck ook', is dat
A
een drogreden als Van Zwelinck een professor in de Sterrenkunde is.
B
een drogreden, omdat het een beroep doet op autoriteit.
C
een goed argument als professor Van Zwelinck professor is in de voedingsleer.
D
geen argument

Slide 5 - Quiz

Verschillende soorten teksten.

Slide 6 - Diapositive

Wat is een kenmerk van een beschouwing?
A
De schrijver noemt zoveel mogelijk argumenten om je te overtuigen.
B
De schrijver noemt zowel feiten als verschillende meningen.
C
De schrijver noemt vooral meningen en geeft aan wat de beste argumenten zijn.
D
De schrijver beschrijft vooral zijn eigen mening.

Slide 7 - Quiz

Welke uitspraak is waar?
A
Een betoog heeft meestal geen duidelijke hoofdgedachte.
B
In een betoog probeert de schrijver je te overtuigen van zijn mening.
C
In tegenstelling tot bijvoorbeeld een beschouwing, bevat een betoog geen tegenargumenten.
D
Een betoog bevat altijd drie alinea's.

Slide 8 - Quiz

Welke tekst bevat de meest betrouwbare informatie?
A
Een tekst met alleen maar feiten.
B
Een tekst met feiten en meningen.
C
Een tekst met feiten en meningen en argumenten.
D
Een tekst met veel argumenten.

Slide 9 - Quiz

??
                                                                     generalisatie

feit
mening
argument

Slide 10 - Diapositive

Welke van de onderstaande beweringen is een feit?
A
Drie aaneengesloten dagen van 30gr. noemen we een hittegolf.
B
Groningen is natuurlijk een mooiere stad dan Leeuwarden.
C
Iemand die dagelijks een biertje drinkt, noemen we een alcoholist.
D
De toets Nederlands was echt heel moeilijk, bijna iedereen had een onvoldoende.

Slide 11 - Quiz

Welke uitspraak is waar?
A
Generalisatie is beweren dat een uitspraak juist is, omdat een deskundige dat zegt.
B
Generalisatie is dingen met elkaar vergelijken, die niet te vergelijken zijn.
C
Generalisatie is een algemene regel vaststellen op basis van te weinig gegevens.
D
Generalisatie is mensen van dezelfde leeftijd met elkaar vergelijken.

Slide 12 - Quiz

Wat is een goede volgorde van een betoog?
A
conclusie - standpunt -tegenargument - weerlegging - voorargument.
B
conclusie - standpunt - voorargument - weerlegging - tegenargument.
C
standpunt - tegenargument - weerlegging- voorargument - conclusie
D
standpunt - voorargument - tegenargument - weerlegging - conclusie.

Slide 13 - Quiz

Welke uitspraak is waar?
A
In een betoog is de hoofdgedachte een argument.
B
In een betoog is de hoofdgedachte een feit.
C
In een betoog is de hoofdgedachte een mening.
D
In een betoog is de hoofdgedachte een beschouwing.

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je een tekst waarin de schrijver je met meningen, argumenten en tegenargumenten aan het denken wil zetten?
A
een artikel
B
een beschouwing
C
een betoog
D
een recensie

Slide 15 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 16 - Question ouverte

Ben je nu beter voorbereid voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Sondage