Spelling 2MH

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Weekdoel:
Na deze week weet je:
  • hoe je het meervoud van een zelfstandig naamwoord schrijft.
  • wanneer je een -n schrijft achter woorden als beide(n), sommige(n) en alle(n).
  • de betekenis van verschillende schooltaalwoorden.
  • de betekenis van verschillende moeilijke woorden.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Meervoud op -en
stoel - stoelen
boom - bomen (klinkerweglating)
sok - sokken (medeklinkerverdubbeling)
raaf - raven (f wordt v) | fotograaf - fotografen (uitzondering)
huis - huizen (s wordt z) | plaats - plaatsen (uitzondering)
blik - blikken (klemtoon op ik) [-es, -et]
perzik - perziken (klemtoon niet op ik) [-es, -et]

Slide 4 - Diapositive

Meervoud op -s

regel - 
regels

Meervoud op -'s
bikini - bikini's
(i, o, u, a, medeklinker + y)
wc - wc's
(afkortingen)
Meervoud op -en en -s

seconde - 
seconden / secondes

Meervoud op -i
politicus - politici
(cus wordt i)

Slide 5 - Diapositive

Meervoud op -a of -s

museum - 
musea / museums
(um wordt a of s)

Meervoud op -eren

kind -
kinderen

Slide 6 - Diapositive

Meervoud op -eën

melodie - melodieën
zee - zeeën
(klemtoon op -ie/-ee)

Meervoud op -ën

bacterie -
bacteriën
(klemtoon niet op -ie)

Slide 7 - Diapositive

Meervoud van:
blik
A
bliken
B
blikken
C
bliks

Slide 8 - Quiz

Meervoud van:
drie
A
dries
B
drien
C
driën
D
drieën

Slide 9 - Quiz

Meervoud van:
bacterie
A
bacteries
B
bacterien
C
bacteriën
D
bacterieën

Slide 10 - Quiz

Meervoud van:
lied
A
lieden
B
lieds
C
liederen

Slide 11 - Quiz

Meervoud van:
datum
A
data
B
datums
C
data/datums

Slide 12 - Quiz

Meervoud van:
havik
A
haviken
B
havikken
C
haviks
D
havikeren

Slide 13 - Quiz

Meervoud van:
kanarie
A
kanarien
B
kanaries
C
kanarie's

Slide 14 - Quiz

Meervoud van:
technicus
A
technicussen
B
technicuss
C
technicus's
D
technici

Slide 15 - Quiz

Meervouds-n bij verwijzingen
De fiets en de scooter zijn beide smerig.
Stefan en Guido zijn beiden smerig.

De honden zijn de enige die slapen.
De kinderen zijn de enigen die slapen.

Waar verwijst het onderstreepte woord naar?

Slide 16 - Diapositive

De regels...
De vele toeristen willen allemaal hetzelfde zien.
Lies was de eerste die haar SO inleverde.
Van mijn vrienden zijn velen erg grappig.

Slide 17 - Diapositive

Wij krijgen binnenkort ... buren.
A
andere
B
anderen

Slide 18 - Quiz

Slangen en schildpadden behoren _______ tot de reptielen.
A
beide
B
beiden

Slide 19 - Quiz

Er zijn slechts ... die dit leuk vinden.
A
enkele
B
enkelen

Slide 20 - Quiz

Deze week:

voor de planner maak je:
Spelling
3.9 werkwoorden - weet je het nog?: opdracht 1.1 en 1.2
3.10 meervoud van zelfstandige naamwoorden: opdracht 2.1a-i en 2.1j-r
3.11 meervouds-n bij verwijzingen: opdracht 3, theorie, 4

Over taal
3.12 Woordenschat: opdracht 1.1-5, 1.6-10, 1.11-15, 2.1-5, 2.6-10, theorie, 3.1-6 en 3.7-12




Slide 21 - Diapositive