Passé Composé met Avoir klas 1

Onderwerp

Le passé composé

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Onderwerp

Le passé composé

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen

Aan het eind van deze les weet je hoe je de passé composé maakt. 

Slide 2 - Diapositive

Wat weten jullie over de voltooid tegenwoordige tijd? Vul in wat in je opkomt.

Slide 3 - Question ouverte

Voltooide tijd =

Passé Composé




Ik heb gedanst. = J'ai dansé.

Slide 4 - Diapositive

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (hebben)
   2. een voltooid deelwoord

Slide 5 - Diapositive

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 6 - Quiz

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 7 - Quiz

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.

Slide 8 - Question ouverte

2. Het voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op -ER, eindigt altijd op " É "

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen                                 

Slide 9 - Diapositive

N'oublie pas: 
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 10 - Diapositive

Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR
DAN komt er een voltooid deelwoord!!!!
Nous avons joué.
Wij hebben gespeeld.

Slide 11 - Diapositive

Regardez bien!!!

Slide 12 - Diapositive


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 13 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Vidéo

De hond heeft gedanst.
A
Le chien a danse.
B
Le chien ont dansé.
C
Le chien dansé.
D
Le chien a dansé.

Slide 16 - Quiz

Vertaal:
Vous avez dansé.

Slide 17 - Question ouverte

Ik heb in Groningen gewoond.
A
J'ai habite à Groningue.
B
J'ai habité à Groningue.
C
Je suis habité à Groningue.
D
Je suis habite à Groningue.

Slide 18 - Quiz

Waaruit bestaat de Passé Composé?

Slide 19 - Question ouverte




Kortom:
 
- Leer eerst het rijtje van avoir nog eens.
- Vervolgens moet je goed onthouden dat er altijd een voltooid deelwoord achteraan komt: dansé, chanté, parlé, commencé etcetera...

Slide 20 - Diapositive

Geef aan of je zelfstandig verder kunt werken of dat je nog hulp nodig denkt te hebben. Vul in : ZELF of HULP

Slide 21 - Question ouverte

Aan de slag!

Maak oefening 16 en 17 vanaf blz. 22. Sla de luisteroefening over.

Slide 22 - Diapositive