week 44

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
  • noticias 
  • persoonlijke vnw
  • verbos llamarse, ser y tener
  • Países y nacionalidades
  • practicar
Semana 44
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

¡Hola!
¿Qué vamos a hacer?
  • noticias 
  • persoonlijke vnw
  • verbos llamarse, ser y tener
  • Países y nacionalidades
  • practicar
Semana 44

Slide 1 - Diapositive

1 y 2 de noviembre
Men gelooft dat de zielen van kinderen op 1 november terugkeren naar de aarde en die van volwassenen op 2 november. Gedurende het hele jaar bereidt men zich voor op het festival, men verzamelt goederen die men aan de doden zal offeren.

Slide 2 - Diapositive

  • flor de cempasúchil
  • calavera
  • papel picado

Slide 3 - Diapositive

Los deberes
L: alle woorden woordenlijst
werkwoorden ser, tener en llamarse
M: LE 1.24 TM 1.28
LA blz. 31 OPDR 3

Slide 4 - Diapositive

Corregir 
los deberes

Slide 5 - Diapositive

Leerdoel: persoonlijke voornaamwoorden
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij, u
De persoonlijke voornaamwoorden
ZORG ERVOOR DAT JE DE PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN IN HET SPAANS KENT!!!!!

Slide 6 - Diapositive

Persoonlijke vnw.
Soms staat het persoonlijk vnw. er niet
zoals je gewend bent maar staat er... 
Leerdoel: persoonlijke voornaamwoorden
Een naam = él, ella
Een naam + yo = nosotros
Een naam + tú = vosotros
Een naam + een naam = ellos
Módulo pág. 39

Slide 7 - Diapositive

A practicar
In de volgende dia's kun je oefenen.

Slide 8 - Diapositive

Sleep de Spaanse vertaling naar het bijpassende Nederlandse persoonlijke vnw.
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij (mv)
u (mv)
vosotros
él
ustedes
yo
ellos
nosotros
ella
usted

Slide 9 - Question de remorquage

Koppel de juiste personen aan de juiste persoonlijke voornaamwoorden. 
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
Yo
María y Pepe
Los alumnos
el alumno
Yo y Maite
El estuche
tú y Merche
Belén
María y yo
Mis padres
Isabel y tú
Juan
señor González

Slide 10 - Question de remorquage

Pronombres personales


Slide 11 - Diapositive

Leerdoel: het werkwoord SER
tener en llamarse
Er zijn onregelmatige werkwoorden. Hier kan je dus niet de stappen op toepassen. Je moet ze uit je hoofd leren
Een voorbeeld is SER ( zijn), tener (hebben)  

Slide 12 - Diapositive

Ser, tener & llamarse 
llamarse
Heten. Dit werkwoord is wederkerend. Daarom komt er voor het werkwoord: me,te,se,nos, os of se.
ser
Zijn. 
Ser de= komen uit Bv. Soy de España. 
tener
Hebben.
Je gebruikt het ook om je leeftijd aan te geven. Bijv. Tengo doce años.
Leerdoel: het werkwoord SER
tener en llamarse
LA p. 23

Slide 13 - Diapositive

LLAMARSE =  HETEN
timer
1:00
TE LLAMAS
ME LLAMO
SE LLAMA
ÉL , ELLA, USTED
YO

Slide 14 - Question de remorquage

LLAMARSE =  HETEN
NOS LLAMAMOS
OS LLAMÁIS
SE LLAMAN
LOS CHICOS
VOSOTROS
NOSOTROS

Slide 15 - Question de remorquage

LLAMARSE =  HETEN
ME LLAMO
TE LLAMAS
SE LLAMA
NOS LLAMAMOS
OS LLAMÁIS
SE LLAMAN
EL CHICO
YO
NOSOTROS
DE JONGEN HEET
JIJ HEET
IK HEET
WIJ HETEN 
JULLIE HETEN
ZIJ HETEN

Slide 16 - Question de remorquage

Ser: Zijn
Ser: Zijn
yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
soy
 eres
 es
 somos
sois
son

Slide 17 - Question de remorquage

Zet de juiste vervoeging van SER in de zinnen.
Amy y Sam _____ (Ser) mis alumnas.
Charissa y yo______(Ser) amigas.
Tú________ (Ser-tú) una persona única.
Yo _______ (Ser) holandés y vivo en Apeldoorn.
Emmy y tú _____(Ser) holandesas.
son
somos
eres
soy
sois 

Slide 18 - Question de remorquage

Tener:hebben
Tener: hebben
Sleep de persoonsvorm bij het juiste werkwoordsvorm van TENER/hebben.
Yo
él, ella, usted
 nosotros
vosotros
ellos, ustedes
Tengo
tienes
tiene
tenemos
Tenéis
tienen

Slide 19 - Question de remorquage

 _______(tener-yo) clases de español con Lisa. 
Sam___________ (tener) clases de español hoy.
Emely y Luke _______________(tener) tres horas de clase.
Vosotros ___________ (tener) clases tres veces a la semana.
No, nosotros _____ (tener) clases español los lunes.
Tú...................................(tener) mis libros, en tu bolso.
tengo
tiene
tienen 
tenéis
tenemos
tienes

Slide 20 - Question de remorquage

Las fechas 
El ___(dag vd week)___, el ___(dag vd maand)___  de ___(maand)___

El lunes, el veintinueve de octubre.

El sábado el cuatro de mayo

Slide 21 - Diapositive

Schrijf in het Spaans:
Zondag, 14 februari

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf in het Spaans:
Woendag, 20 juli

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Lien

¡Hola!

Me llamo Rebecca. Mi apellido es Hazel. Tengo
 42 años. Mi cumpleaños es el 20 de diciembre. Mi marido es de Curaçao. Mi hija se llama Betel, ella tiene diecisiete años. Su número de teléfono es el 06-12345678. Tengo dos hijos. Tienen trece y once años. Somos de Holanda. Vivimos en Helmond. 
Schrijf de vervoegingen van de werkwoorden ser, tener en llamarse uit de tekst op. 
Kun je de tekst nu vertalen?

Slide 25 - Diapositive

Módulo 1 pág 47
4.7 Schrijfvaardigheid
Schrijf nu zelf een briefje in het Spaans 
➢ Begin met een begroeting. 
➢ Stel jezelf voor. 
➢ Zeg waar je vandaan komt.
➢ Vertel waar je woont.
➢ Vertel hoe oud je bent. 
➢ Zeg ook wanneer je verjaardag is. 
➢ Neem afscheid.       

Slide 26 - Diapositive

Keuze:

  • werkbladen
  • poster afmaken
  • woordweb maken 

Slide 27 - Diapositive

Wat heb ik vandaag geleerd?

Slide 28 - Carte mentale