2 vwo - chapitre 3 - werkles bron C/D/E

PROGRAMME
  • Absence
  • Phrases-clés
  • Terugblik: l'adjectif
  • Au travail
Let op: vanaf nu werken we in boek B!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

PROGRAMME
  • Absence
  • Phrases-clés
  • Terugblik: l'adjectif
  • Au travail
Let op: vanaf nu werken we in boek B!

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent:

Il est comment, Stromae?

Slide 2 - Question ouverte

Voici Stromae. Il a les cheveux bruns et les yeux marron. C'est un chanteur. Il est très sympa et drôle.

Slide 3 - Question ouverte

Vocabulaire E
Overhoring

Slide 4 - Diapositive

Wat betekent:

le petit ami
A
het kleine vriendje
B
het vriendje
C
de kleine auto

Slide 5 - Quiz

Wat betekent:

ce matin
A
besluiten
B
nu
C
vanochtend
D
lol hebben

Slide 6 - Quiz

Wat betekent:

rigoler
A
besluiten
B
nu
C
bezig zijn met
D
lol hebben

Slide 7 - Quiz

Wat betekent:

maintenant
A
besluiten
B
nu
C
bezig zijn met
D
verlegen

Slide 8 - Quiz

Wat betekent:

décider
A
besluiten
B
schattig
C
bezig zijn met
D
verlegen

Slide 9 - Quiz

Wat betekent:

mignon
A
verschillend
B
schattig
C
bezig zijn met
D
verlegen

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je

verlegen
A
différent
B
inviter
C
gentil
D
timide

Slide 11 - Quiz

Hoe zeg je

gevoel voor humor hebben
A
lire un livre
B
avoir le sens de l'humour
C
sortir avec
D
jouer au tennis

Slide 12 - Quiz

Hoe zeg je

verkering hebben met
A
lire un livre
B
avoir le sens de l'humour
C
sortir avec
D
jouer au tennis

Slide 13 - Quiz

L'adjectif / Het bijvoeglijk naamwoord
Uitleg

Slide 14 - Diapositive

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

J'ai beaucoup de ... copains.
A
nouveaux
B
nouvelles

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

On boit un coca au café 'Le cheval ..'
A
blanc
B
blanche

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

C'est un ... café au port de Fort-de-France.
A
vieux
B
vieilles

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

Il a les cheveux ...
A
bruns
B
brunes

Slide 18 - Quiz

Par exemple..
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites

Slide 19 - Diapositive

Uitzonderingen
TB blz. 64

bon - bonne
italien - italienne
beau - belle
heureux - heureuse
sportif - sportive
premier - première

Slide 20 - Diapositive

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord staat áchter het bijvoeglijk naamwoord.

  • une voiture rouge
  • une fille amoureuse
  • une route dangereuse
  • un prof heureux
  • la maison blanche
  • un garçon anglais
  • une femme sportive

Slide 21 - Diapositive

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
BEHALVE deze bijvoeglijke naamwoorden. Die staan wél voor het zelfstandig naamwoord

  • bon
  • beau, nouveau
  • joli
  • petit, grand
  • premier, dernier

  • une bonne chanteuse
  • une jolie fille
  • la première question
  • un nouveau garçon
  • une belle voiture
  • une petite chambre

Slide 22 - Diapositive

AU TRAVAIL
Maken:
Bron C opdracht 13b, 13d, 14, 15 blz. 13-16
Bron D opdrcht 16d, 18 blz. 18-19 

Leren
Vocabulaire F blz. 43

Slide 23 - Diapositive