De Brug - Grammatica

De Brug - Grammatica
2VMBO-KGT
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

De Brug - Grammatica
2VMBO-KGT

Slide 1 - Diapositive

Deze les

We herhalen de leerstof van vorig jaar in deze LessonUp.



Slide 2 - Diapositive

Lesdoel
We herhalen de volgende onderdelen van vorig schooljaar:
  • werkwoorden
  • zinsontleding: persoonsvorm, onderwerp, gezegde
  • woordsoorten: werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsels

Slide 3 - Diapositive

werkwoorden

Slide 4 - Carte mentale

Werkwoorden
Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet

Slide 5 - Diapositive

Noteer de werkwoorden:
Een vrouw in Californië houdt erg van katten.

Slide 6 - Question ouverte

Noteer de werkwoorden:
Ze heeft er niet drie of vier, maar wel meer dan duizend.

Slide 7 - Question ouverte

Noteer de werkwoorden:
De katten wonen in een groot huis op haar landgoed.

Slide 8 - Question ouverte

Noteer de werkwoorden:
Zelf kon de vrouw niet meer in het huis blijven slapen.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer de werkwoorden:
Ze moest verhuizen naar een caravan in haar achtertuin.

Slide 10 - Question ouverte

persoonsvorm

Slide 11 - Carte mentale

Persoonsvorm
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Je kan de persoonsvorm op twee manieren vinden:
  1. Vraagproef
  2. Tijdsproef

Slide 12 - Diapositive

Vraagproef
Maak van de zin een vraagzin:

Vier vrienden bezoeken een concert.
Bezoeken vier vrienden een concert?

Slide 13 - Diapositive

Tijdproef
Zet de zin in een andere tijd.
(tt > vt of vt > tt)
De kok heeft een lekker toetje gemaakt.
De kok had een lekker toetje gemaakt.

Slide 14 - Diapositive

Zet de zin in een andere tijd:
Niemand kan nog zonder een mobieltje.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Niemand kan nog zonder een mobieltje.

Slide 16 - Question ouverte

Zet de zin in een andere tijd:
Toch storen veel mensen zich aan die telefoons.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Toch storen veel mensen zich aan die telefoons.

Slide 18 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Ze vinden een telefoongesprek niet altijd gepast.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Je mag natuurlijk ook niet gebeld worden tijdens een trouwerij.

Slide 20 - Question ouverte

Wat is de persoonsvorm?
Bij de trouwerij was Ellen vergeten haar telefoon op 'stil' te zetten.

Slide 21 - Question ouverte

Onderwerp
Wie of wat iets doet in de zin.

Zo vind je het onderwerp in de zin:
  1. Zoek de persoonsvorm in de zin
  2. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm

Slide 22 - Diapositive

Onderwerp
Sam koopt straks een pizza.

  1. persoonsvorm: koopt
  2. onderwerp: Sam

Slide 23 - Diapositive

Noteer persoonsvorm en onderwerp

In Duitsland wilde een boer het bos inrijden.

Slide 24 - Question ouverte

Noteer persoonsvorm en onderwerp

Hij maakte een verkeerde beweging met zijn tractor.

Slide 25 - Question ouverte

Noteer persoonsvorm en onderwerp

De lading mest viel uit de kantelende tractor.

Slide 26 - Question ouverte

Noteer persoonsvorm en onderwerp

Precies op die plek zaten een vader en zijn dochter in hun cabriolet.

Slide 27 - Question ouverte

Gezegde
Zegt wat er in de zin gebeurt.

Alle werkwoorden in de zin. De persoonsvorm hoort er dus ook bij!

Slide 28 - Diapositive

Gezegde
Jannet wil haar vriendin uitnodigen.

Alle werkwoorden in de zin.

Slide 29 - Diapositive

Noteer het gezegde

Morgen wordt mijn nieuwe jas bezorgd.

Slide 30 - Question ouverte

Noteer het gezegde
Isa vindt het nieuwe nummer van Shawn Mendes erg goed.

Slide 31 - Question ouverte

Noteer het gezegde
Dit weekend wil Fritz zijn verjaardag gaan vieren.

Slide 32 - Question ouverte

Noteer het gezegde
De ingang van onze school zou wel eens opgeknapt mogen worden.

Slide 33 - Question ouverte

Opdracht
In groepjes maak je het werkblad. 
Wissel de zinsdelen telkens af!

Slide 34 - Diapositive