Verlof - redenen om vrij te vragen of te krijgen

• nt2 nt1 alfa rekenen ict mo
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Wanneer krijg je vrij & wanneer vraag je vrij?

1. Ik mag direct naar huis.	2. Ik moet eerst vrij vragen, ik mag niet zo maar naar huis .
3 . Ik mag naar huis EN ik krijg extra vrije dagen .	4. Ik mag niet naar huis.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis en ik krijg extra vrij.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

Mijn opa is overleden.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis, ik krijg extra vrije dagen.

1. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.
2. Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis en ik krijg extra vrij.

1. Ik mag niet naar huis.
2. Ik mag direct naar huis.
3. Ik moet eerst vrij vragen.
4. Ik mag direct naar huis. en ik krijg extra vrij.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik moet eerst vrij vragen.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik mag niet naar huis.
3. Ik moet eerst vrij vragen.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

1. Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
2. Ik mag direct naar huis.
3. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.
4. Ik mag niet naar huis.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik mag niet naar huis.
3. Ik moet eerst vrij vragen.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

1. Ik mag direct naar huis.
2. Ik moet eerst vrij vragen.
3. Ik mag niet naar huis.
4. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.

1. Ik mag niet naar huis. Ik moet eerst vrij vragen.
2. Ik mag direct naar huis.
3. Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra vrij.
4. Ik mag niet naar huis.

Ik mag direct naar huis

Ik moet vooraf verlof vragen.

Ik mag direct naar huis.

Ik krijg extra verlofdagen.

nog vragen?