Werk: redenen om van het werk weg te gaan/ verlof vragen / Emma

Voor wat vraag jij verlof?
1 / 19
suivant
Slide 1: Carte mentale
nt2 nt1 alfa rekenen ict moMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Voor wat vraag jij verlof?

Slide 1 - Carte mentale



1. Ik mag direct naar huis.

2. Ik mag niet naar huis. 
Ik moet vooraf verlof vragen.

3. Om-stan-dig-heids-verlof
= Ik mag direct naar huis.
Ik krijg extra verlofdagen.


4. Ik mag niet naar huis.

Slide 2 - Diapositive


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik moet vooraf verlof vragen.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 3 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 4 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik moet vooraf verlof vragen.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 5 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis.

Slide 6 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 7 - Quiz


A
Ik mag niet naar huis.
B
Ik mag direct naar huis.
C
Ik mag niet naar huis. Ik moet vooraf verlof vragen.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 8 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 9 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag niet naar huis. Ik moet vooraf verlof vragen.

Slide 10 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 11 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis.
C
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 12 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 13 - Quiz


A
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
B
Ik mag direct naar huis.
C
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.
D
Ik mag niet naar huis.

Slide 14 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 15 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis.
C
Ik mag niet naar huis. Ik moet vooraf verlof vragen.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 16 - Quiz


A
Ik mag direct naar huis.
B
Ik mag niet naar huis. Ik vraag vooraf verlof.
C
Ik mag niet naar huis.
D
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 17 - Quiz


A
Ik mag niet naar huis. Ik moet vooraf verlof vragen.
B
Ik mag direct naar huis.
C
Ik mag direct naar huis. Ik krijg extra verlofdagen.
D
Ik mag niet naar huis.

Slide 18 - Quiz

Ik mag direct naar huis
Ik moet vooraf verlof vragen.
Ik mag direct naar huis.
Ik krijg extra verlofdagen.

Slide 19 - Question de remorquage