Quiz met bijzinnen voor Nederlands MBO 2F

Quiz met bijzinnen voor Nederlands MBO 2F

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je bijzinnen herkennen en toepassen in een quiz.

Leg uit dat het doel van de les is om bijzinnen te leren herkennen en toepassen in een quiz.

Wat weet je al over bijzinnen in de Nederlandse taal?

Wat zijn bijzinnen?

Bijzinnen zijn zinnen die afhankelijk zijn van een hoofdzin en die een extra informatie toevoegen.

Leg uit wat bijzinnen zijn en geef voorbeelden. Vraag de studenten of ze nog vragen hebben.

Soorten bijzinnen

Er zijn vier soorten bijzinnen: de bijvoeglijke bijzin, de bijwoordelijke bijzin, de vergelijkende bijzin en de mededelende bijzin.

Leg uit welke soorten bijzinnen er zijn en geef voorbeelden van elk type.

Bijwoordelijke bijzin

Een bijwoordelijke bijzin geeft meer informatie over een werkwoord, bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord in de hoofdzin.

Geef een voorbeeld van een bijwoordelijke bijzin en vraag de studenten om te identificeren welk woord in de hoofdzin meer informatie krijgt.

Bijvoeglijke bijzin

Een bijvoeglijke bijzin geeft meer informatie over een zelfstandig naamwoord in de hoofdzin en begint vaak met een betrekkelijk voornaamwoord zoals 'die', 'dat', 'wie'

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijke bijzin en vraag de studenten om het zelfstandig naamwoord in de hoofdzin te identificeren.

Vergelijkende bijzin

Een vergelijkende bijzin vergelijkt twee dingen en begint vaak met 'dan' of 'als'.

Geef een voorbeeld van een vergelijkende bijzin en vraag de studenten om te identificeren welke twee dingen worden vergeleken.

Mededelende bijzin

Een mededelende bijzin geeft extra informatie over de hoofdzin en begint vaak met 'dat'.

Geef een voorbeeld van een mededelende bijzin en vraag de studenten om te identificeren welke extra informatie wordt gegeven.

Quiz

Test je kennis over bijzinnen met deze quiz!

Geef de studenten de quiz en controleer de antwoorden samen.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.