V2A 09-02

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Bonjour!

C'est l'hiver. Il a neigé!

Quelles sont les autres saisons?

Les buts pour aujourd'hui:

Aan het einde van deze les:

- Snap je de grammatica van chapitre 3

- Weet je wat je moet doen bij de online toets

- Heb je je vragen gesteld

Grammaire C - L'imparfait 

Objectifs - Leerdoelen:

Ik weet wat de imparfait is

Ik weet hoe ik de imparfait moet toepassen

Welke tijd is de imparfait?

1. ott
2. ovt
3. vtt
4. vvt

hoe maak je de stam
voor de imparfait

Wat zijn de uitgangen bij de imparfait?

welke combinatie staat niet in de imparfait?

1. vous aviez
2. tu avais
3. il trouvait
4. nous avons

Vul de juiste vorm in van de imparfait: Nous .... un gâteau.

1. achetons
2. nous achetions
3. achètent
4. achetiez

Wat is de goede vorm van de imparfait?
Jullie dansten = Vous (danser)

1. dansais
2. dansait
3. dansions
4. dansiez

kies de juiste vorm in de imparfait
mes amis (parler) anglais

1. parlait
2. parlaient
3. parlent

Zet in de imparfait:
nous (aller)

Vul de imparfait in:
Ils _____ (regarder)

Zet de volgende zin in de imparfait:
C'est formidable!

             Il y a des questions???

Grammaire G - werkwoorden op -ir

bijvoorbeeld: choisir - kiezen

présent:

stam = chois-

je

tu 

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

chois

chois

chois

chois

chois

chois

is

is

it

issons

issez

issent

Het werkwoord op -ir in de passé composé

De passé composé bestaat uit twee werkwoorden !!!!

1. Een vorm van het hulpwerkwoord Avoir of Etre

2. Een voltooid deelwoord

Hele werkwoord - ir + i

finir - fin + i = fini (= volt. dw)

Elles ....... (choisir, passé composé)
Zij hebben gekozen

1. sont choisi
2. ont choisie
3. ont choisir
4. ont choisi

Vous ..... (remplir, présent)
Jullie vullen in

1. remplisez
2. remplissez
3. remplissons
4. remplissent

Zet in de présent:
Nous (réfléchir)
Wij denken na

1. nous réfléchons
2. nous réfléchisons
3. nous réfléchissons
4. nous réfléchions

Welk antwoord staat goed in de passé composé:

1. mon père a finir
2. mon père a fini
3. mon père finit
4. mon père finir

Zet in de passé composé: ils (rougir)

1. ils rougissaient
2. Ils rougissent
3. ils sont rougi
4. ils ont rougi

Le pain ... dans le four. (grossir, présent)

1. grossis
2. grossissez
3. grossissent
4. grossit

Lijdend voorwerp

Ils vont regarder un beau film.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. Ils
2. vont regarder
3. un beau film

Door welk persoonlijk vnw. kun je het lijdend voorwerp vervangen?
J'adore les fêtes?

1. le
2. la
3. l'
4. les

Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord

Je connais cette chanteuse.

1. le
2. la
3. l'
4. les

Vervang het lijdend voorwerp met een persoonlijk voornaamwoord

J'écoute ma chanson préférée.

1. la
2. le
3. l'
4. les

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.

1. Je le mange
2. Je la mange
3. Je l' mange
4. Je les mange

Vervang het lijdend voorwerp:
Tu aimes le jus d'orange.

1. Tu le aimes
2. Tu la aimes
3. Tu l'aimes
4. Tu les aimes

Vervang het lijdend voorwerp +
zet het op de juiste plek
Elle écoute la radio.

1. Elle la écoute.
2. Elle l'écoute.
3. Elle écoute la.
4. Elle le écoute.

Dernière question: Vervang het lijdend voorwerp:
Tu n'aimes pas le film

1. Tu le n'aimes pas
2. Tu l'aimes ne pas
3. Tu ne l'aimes pas
4. Tu les aimes pas

             Il y a des questions???

De online toets is donderdag a.s. via de site Kwizl.eu

- Kom op tijd!

- Tijdens de toets staat je camera verplicht aan

- Iedereen heeft een andere versie van de toets

- Tijdens het maken van de toets kun je niet terugbladeren.  

- Er zit een tijdslot van 30 minuten op de toets voor 17 vragen. 

Important: 

Voordat de toets begint moet je je registreren op de site Kwizl.eu. Je hebt hiervoor een klascode nodig: dit is: LSW7K8 

Eerst registreren dus, om daarna in te loggen selecteer je de optie: inloggen met Office365