Verbes -ER

Bienvenue la classe!
  1. On apprend les verbes en –er sur LessonUp  
  2. On apprend les Verbes irreguliers
  3. Maken t/m opdracht  13 


1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bienvenue la classe!
  1. On apprend les verbes en –er sur LessonUp  
  2. On apprend les Verbes irreguliers
  3. Maken t/m opdracht  13 


Slide 1 - Diapositive

Welke Franse werkwoorden ken je al?

Slide 2 - Carte mentale

Lesdoel:
  Aan het einde van deze les kan ik de uitgangen van werkwoorden die eindigen op –ER benoemen en toepassen in korte zinnetjes. 

Slide 3 - Diapositive

En néerlandais
In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:
Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam
Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang

Slide 4 - Diapositive

En français
Werkwoorden die eindigen op -er:

Stap 1: Vind de stam-> hele werkwoord min -er
parler   - er = parl (stam)








Slide 5 - Diapositive

Wat is de stam van:
danser, nager?

Slide 6 - Question ouverte

      Je                         +e             Je parle
        Tu                         +es          Tu parles
    Il/elle/on           +e             Il parle
                  Nous                  +ons        Nous parlons
               Vous                  +ez            Vous parlez
           Ils/elles            +ent         Ils parlent
Chanter - habiter - regarder - écouter - danser - marcher

Stap 2:  Voeg daarna de uitgangen toe:

Slide 7 - Diapositive

Stap 1 is:
A
uitgang erachter zetten
B
Hele werkwoord + uitgang
C
hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
D
de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Slide 8 - Quiz

En stap 2 was....
Stam + uitgang

Slide 9 - Diapositive

Les verbes réguliers en -ER
Let op de uitspraak van de uitgangen!

Slide 10 - Diapositive

e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-

Slide 11 - Question de remorquage

Je (regarder) la télé.
timer
0:15
A
regardons
B
regardes
C
regarde
D
regardent

Slide 12 - Quiz

Nathalie (aimer) son chien.
timer
0:15

Slide 13 - Question ouverte

Welke vervoeging is onjuist
A
Je danse
B
Elles danse
C
On danse
D
Vous dansez

Slide 14 - Quiz

Pierre et Lisa (manger) une pomme.

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Lien

Opdracht 13
Werken = Travailler 
Reizen = voyager
Geven - donner
Luisteren = ecouter
Kijken naar = regarder

Slide 17 - Diapositive

Vragen = demander
Eten = manger
Spelen = jouer
Zoeken = chercher
Naar huis gaan = rentrer 

Slide 18 - Diapositive

EXERCICE 12 Le verbe 'aller' 

Het werkwoord gaan is in het Frans aller.

Aller is een onregelmatig werkwoord. 

Neem je schrift en schrijf het werkwoord aller over!

Slide 19 - Diapositive

ALLER - GAAN
Wat betekent Aller?

Slide 20 - Diapositive

 FAIRE = doen



Ik doe
Je fais
Jij doet
Tu fais
Hij/zij/men doet
Il/elle/ on fait
Wij doen
Nous faisons, on fait
Jullie doen / u doet
Vous faites
Zij doen
Ils/elles font

Slide 21 - Diapositive

AVOIR ( = hebben)
AVOIR 

Slide 22 - Diapositive

Etre (zijn)
je suis
Ik ben
tu es
jij bent
il/ elle est
hij/ zij is
on est
men is/ wij zijn
nous sommes
wij zijn
vous êtes
u bent/ jullie zijn
ils/ elles sont
zij zijn

Slide 23 - Diapositive

Blz 72 lezen
Maken t/m opdracht 13 

Slide 24 - Diapositive