T3B2

Thema 3 - Mens en milieu
B2 Dierlijk voedsel
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Thema 3 - Mens en milieu
B2 Dierlijk voedsel

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt de kenmerken noemen van de gangbare landbouw en je kent vormen van landbouw waarbij minder stoffen worden toegevoegd aan het milieu
  • Je kunt manieren noemen waarop een optimale vorm van voedselproductie kan worden verkregen
  • Je kunt de kenmerken van biologische veeteelt benoemen en uitleggen hoe dit rekening houdt met het dierenwelzijn.

Slide 2 - Diapositive

Voedselproductie door landbouw
Drie vormen:
  1. Akkerbouw; verbouwen van voedingsgewassen op akkers (planten)
  2. Veeteelt; het houden van landbouwhuisdieren voor vlees en melk en eieren (dieren)
  3. Tuinbouw; verbouwen van voedingsgewassen in kassen (planten)

Slide 3 - Diapositive

Veeteelt
Veehouderij = landbouwbedrijf waar dieren worden gehouden. 
  • productie van dierlijke voedingsmiddelen (melk, vlees, eieren) -> veeteelt.

Slide 4 - Diapositive

Bio-industrie = de industrie die op grootschalige wijze dierlijke producten produceert (vlees, zuivel, eieren), waarbij gestreefd wordt naar winstmaximalisatie met zo min mogelijk kosten.

Slide 5 - Diapositive

intensieve veehouderij -> veel dieren, weinig grond
bio-industrie of vee-industrie

Slide 6 - Diapositive

Mest
Veel dieren betekent veel mest
  • dierlijk mest -> uitwerpselen en urine.
  • kunstmest -> mineralen (zouten) en wordt in fabrieken gemaakt. 

Mest wordt gebruikt om de grond vruchtbaarder te maken -> planten groeien beter en stijgt de productie. 

Mestoverschot -> te veel mest, waardoor planten niet alle voedingsstoffen kunnen opnemen -> komt terecht in het (grond)water.

Slide 7 - Diapositive

Verandering van erfelijke eigenschappen
Verhogen van voedselproductie
  • veredeling = twee organismen met goede eigenschappen worden gekruist.
  • kunstmatige inseminatie = sperma van mannelijk dier met goede dieren wordt opgevangen en ingebracht in de baarmoeder van het vrouwelijke dier. 
  • genetische modificatie = erfelijke eigenschappen worden verandert in het lab. 
Veredeling
Genetische modificatie

Slide 8 - Diapositive

Veredeling

Slide 9 - Diapositive

Kunstmatige inseminatie (KI)

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Genetische modificatie

  1. gewenste eigenschap wordt uit erfelijk materiaal van een organisme geknipt
  2. gewenste eigenschap wordt toegevoegd aan cel van ander organisme
  3. ontvangende cel gaat delen, nieuw organisme ontstaat met oorspronkelijke + nieuwe eigenschappen

Een aangepast organisme heet transgeen
of gm-organisme


Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Opdrachten
Maken 3.2 opdracht 8 t/m 11 (blz. 144)

Slide 14 - Diapositive