BSR 11/3 2(a)ha Spelling §14 homofone werkwoorden

  • Neem de theorie op blz. 267 door.
  • Maak de startopdracht.
  • Klaar? Begin alvast aan
      paragraaf 7.14.
§14: De spelling van homofone werkwoorden (deel 1)

Startopdracht:
2(A)HA
SPELLING
havo
Leg uit waarom het werkwoord antwoorden in onderstaande zin op twee verschillende manieren is gespeld.

- Op een moeilijke vraag antwoord ik nooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.
timer
5:00
vwo
Leg uit waarom het woord bereiden in onderstaande zin op twee verschillende manieren is gespeld.

- De kok bereidde de soep en de ober bracht de bereide soep naar de gasten.
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

  • Neem de theorie op blz. 267 door.
  • Maak de startopdracht.
  • Klaar? Begin alvast aan
      paragraaf 7.14.
§14: De spelling van homofone werkwoorden (deel 1)

Startopdracht:
2(A)HA
SPELLING
havo
Leg uit waarom het werkwoord antwoorden in onderstaande zin op twee verschillende manieren is gespeld.

- Op een moeilijke vraag antwoord ik nooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.
timer
5:00
vwo
Leg uit waarom het woord bereiden in onderstaande zin op twee verschillende manieren is gespeld.

- De kok bereidde de soep en de ober bracht de bereide soep naar de gasten.

Slide 1 - Diapositive

  • Je kunt uitleggen wat homofone werkwoorden zijn.
  • Je weet wanneer je een homofoon werkwoord met een -d of -t spelt.
  • Plusdoel:  Je kunt werkwoordsvormen die hetzelfde klinken (homofoon) correct spellen.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les gaan we:
  • De startopdracht bespreken;
  • uitleg 7.14: Homofone werkwoordsvormen.
  • checkmoment;
  • keuze: verlengde uitleg of oefenen;
  • leerdoelen checken en afronden.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Havo:
Leg uit waarom het werkwoord antwoorden in onderstaande zin op twee verschillende manieren is gespeld.

- Op een moeilijke vraag antwoord ik nooit direct, terwijl Rob altijd meteen antwoordt.

Vwo:.
Leg uit waarom het woord bereiden in onderstaande zin op twee verschillende manieren is gespeld.

De kok bereidde (pvvt) de soep en de ober bracht de bereide (bn) soep naar de gasten.

Slide 5 - Diapositive

Hoe ging de startopdracht?
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Sondage

Burgerschap
Stel dat iemand (ongevraagd) je spelling gaat verbeteren,
wat doet dat met je?

Slide 7 - Carte mentale

Homofone werkwoorden

Slide 8 - Diapositive

Homofone werkwoorden
Homofoon = gelijk van klank

Homofone werkwoordsvormen = werkwoorden die hetzelfde klinken, maar verschillend geschreven worden. 
30 seconden (individueel): welke werkwoorden kun je zowel met een -t als -d spellen?
30 seconden (tweetallen): overleggen.
60 seconden (klassikaal): bespreken.
timer
0:30

Slide 9 - Diapositive

Een voorbeeld
betaalt - betaald
Hij betaalt de rekening.
Hij heeft de rekening betaald.
Je spreekt beide vormen hetzelfde uit, maar je schrijft ze anders. Dat kom omdat 'betaalt' een persoonsvorm tegenwoordige tijd is en 'betaald' een voltooid deelwoord. Oftewel, je moet de soort werkwoord herkennen, voordat je homofone werkwoorden goed kunt spellen.

Slide 10 - Diapositive

-d of -t?
De keuze tussen d of t komt voor bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud (pvtt) en het voltooid deelwoord (vd): gebeurt, verdient (pvtt) en gebeurd,
verdiend
(vd). 

Dat probleem speelt bij zwakke werkwoorden waarvan de letter voor de uitgang en niet in ’t (e)x - f(o)ksch(aa)p zit, zoals gebeuren en verdienen. 






Slide 11 - Diapositive

Het verhaal van die film is echt gebeurd/gebeurt.

* Bedenk ook waarom je voor een -d of -t kiest*
A
gebeurd
B
gebeurt

Slide 12 - Quiz

Ik vind dat ik de prijs had ... (verdienen).

* Bedenk ook waarom je voor een -d of -t kiest*
A
verdiend
B
verdient

Slide 13 - Quiz

Het ... (gebeuren, t.t) nooit,
maar toch is het vandaag wel ... (gebeuren).

* Bedenk ook waarom je voor een -d of -t kiest*
A
gebeurd, gebeurd
B
gebeurt, gebeurt
C
gebeurd, gebeurt
D
gebeurt, gebeurd

Slide 14 - Quiz

-d of -dt?
Bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud is vaak de keuze tussen -d en -dt een probleem. Je hoort het verschil tussen -d en -dt niet, maar je schrijft het wel. 

Dit is alleen het geval bij werkwoorden met in de infinitief (wij-vorm) een -d voor de uitgang -en, zoals aanmelden, antwoorden en landen.
30 seconden (individueel): wanneer spel je een werkwoord met -dt?
30 seconden (tweetallen): overleggen.
60 seconden (klassikaal): bespreken.
timer
0:30

Slide 15 - Diapositive

-d of -dt?
Bepaal eerst het onderwerp dat bij de persoonsvorm hoort.

Kies vervolgens voor -d als:
  • Het onderwerp het woord ik is.
Ik laad mijn telefoon op.
Antwoord ik voor mijn beurt?
  • Het onderwerp het woord jij of je is dat achter de persoonsvorm staat. 
Meld jij ons even aan?





Slide 16 - Diapositive

-d of -dt?
Kies voor -dt:

  • in alle andere gevallen in het enkelvoud.

Het vliegtuig landt om drie uur.
Je laadt mijn iPad toch wel op tijd op? 
Verbrandt jouw vader zijn tuinafval?
De docent raadt je (= jou) aan goed te leren voor de toets.
Welke minister beantwoordt onze vraag?






Slide 17 - Diapositive


Bij werkwoorden met in de infinitief geen -d voor de uitgang -en krijg je dus nooit -dt: werkwoordsvormen als *beroofdt of *verbouwdt bestaan niet, want in beroven en verbouwen zit geen d. 
* In de verleden tijd komt geen dt voor!

* Bijvoeglijk naamwoorden schrijf je altijd zo kort mogelijk! De verbrede stoep.


Slide 18 - Diapositive

... (Worden) je tweelingbroer straks aanvoerder van ons team of ... (worden) je dat liever zelf?

* Bedenk ook waarom je voor een -d of -t kiest*

Slide 19 - Question ouverte

Welke vorm is juist? En waarom?
A
De gemorste wijn maakte vlekken op de vorig weekend gewitte vloer.
B
De gemorstte wijn maakte vlekken op de vorig weekend gewitte vloer.

Slide 20 - Quiz

De door mijn oma ... (bereiden) maaltijd was heerlijk.

Slide 21 - Question ouverte

Voor Engels ... (ontleden, t.t.) Gabrielle alle zinnen, maar Annemarie heeft er nog geen één ... (ontleden).

Slide 22 - Question ouverte

Hoewel de tuin uitbundig was ... (versieren) voor de jarige job, was hij niet ... (verrassen).

Slide 23 - Question ouverte

'Ik weet wat homofone werkwoorden zijn.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 24 - Sondage

'Ik kan homofone werkwoorden op de juiste manier spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 25 - Sondage

Mijn vader ... (vertellen, t.t.) alle verhalen door die mijn opa aan hem heeft ... (vertellen).

Slide 26 - Question ouverte

Toen de vijandige soldaten de stad ... (verwoesten)
, ... (ontvluchten) de burgers hun ... (verbranden) huizen.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.14 Homofone werkwoorden.
Havo: Opdracht 1 t/m 4.
Vwo: Opdracht 1 t/m 4.
In je online boek (Magister -> leermiddelen).
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.

Hulp
De 4 B's, het oogje en het schema op blz. 298.
Tijd
Timer.
Klaar?
Keuze 1: Verder oefenen in de online trainer.
* Kies je eigenlijk moeilijkheidsgraad.
Keuze 2: Verder oefenen in het online boek.
Keuze 3: Verder in je leesboek.
timer
15:00

Slide 29 - Diapositive

  • Je weet wat homofone werkwoorden zijn.
  • Je weet wanneer je een homofoon werkwoord met een -d of -t spelt.
  • Plusdoel:  Je kunt werkwoordsvormen die hetzelfde klinken (homofoon) correct spellen.
Lesdoelen

Slide 30 - Diapositive

Hoe ging het oefenen met
deze spellingregel je af?


😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage

Wat heb je geleerd over homofone werkwoorden?

Slide 32 - Carte mentale

Waarom stond er foto van iemand die aan het betalen is bij de introductie van deze paragraaf?

Slide 33 - Question ouverte

Kies het juiste werkwoord:

"De helikopter ... een half uur te vroeg."
A
land
B
landt
C
lant

Slide 34 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 35 - Quiz

Ik ... (vermoeden) dat jij dat ook niet echt grappig ... (vinden).
A
vermoet, vind
B
vermoedt, vindt
C
vermoed, vindt
D
vermoed, vind

Slide 36 - Quiz

Maak zelf een zin waarin een homofoon werkwoord op twee manieren gespeld wordt.

Slide 37 - Question ouverte

Welk onderdeel van dit hoofdstuk (spelling) vind jij nog het lastigst?
A
Tussenletters in samenstellingen
B
Aan elkaar of los
C
Werkwoordsvormen en werkwoordstijden
D
Homofone werkwoorden

Slide 38 - Quiz