Welke formule gebruik je

• Nask
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Welke formule gebruik je

oefenen met binas

oefenen voor SE

oefenen voor examen

De bal heeft een massa van 145 g. De honkbalknuppel geeft de bal een
versnelling van 550 m/s2
Bereken de kracht van de honkbalknuppel op de bal.

1. tabel 7 formule 8
2. tabel 7 formule 9

De bal heeft een massa van 145 g. De honkbalknuppel geeft de bal een
versnelling van 550 m/s2
Bereken de kracht van de honkbalknuppel op de bal.

1. 79750 N
2. 3,80 N
3. 79,75 N
4. 0,26 N

Liesbeth hangt een blokje met een gewicht van 1,40 N aan een
krachtmeter. Wat is de massa van dit blokje?

1. tabel 7 formule 8
2. tabel 7 formule 9

Liesbeth hangt een blokje met een gewicht van 1,40 N aan een
krachtmeter. Wat is de massa van dit blokje?

1. 0,014 kg
2. 0,14 kg
3. 1,4 kg
4. 14 kg

Volgens de fabrikant smelt de weerstandsdraad bij een temperatuur van
1907 Celsius.
Van welk materiaal is de draad gemaakt?

1. tabel 15
2. tabel 16
3. tabel 17
4. kun je niet vinden in de binas

Volgens de fabrikant smelt de weerstandsdraad bij een temperatuur van
1907 Celsius.
Van welk materiaal is de draad gemaakt?

1. aluminium
2. chroom
3. nikkel
4. staal

Anna plaatst het staafje in het valtoestel en tilt het valgewicht 0,80 m omhoog. De massa van het valgewicht is 5,0 kg. De toename van de zwaarte-energie van het valgewicht is daardoor 40 J.

1. tabel 7 formule 11
2. tabel 7 formule 12
3. tabel 7 formule 13
4. tabel 7 formule 14

Anna plaatst het staafje in het valtoestel en tilt het valgewicht 0,70 m omhoog. De massa van het valgewicht is 5,0 kg. De toename van de zwaarte-energie van het valgewicht is daardoor 40 J.

1. tabel 7 formule 11
2. tabel 7 formule 12
3. tabel 7 formule 13
4. tabel 7 formule 14

Anna plaatst het staafje in het valtoestel en tilt het valgewicht 0,70 m omhoog. De massa van het valgewicht is 5,0 kg. De toename van de zwaarte-energie van het valgewicht is daardoor 40 J. Toon aan of de toename correct is.

1. klopt
2. klopt niet

Anna laat het valgewicht los. Het valgewicht botst tegen een wig voor het staafje. Het staafje breekt en het valgewicht zwaait door.
Bereken de snelheid waarmee het valgewicht de wig raakt. Neem aan dat alle zwaarte-energie wordt omgezet in bewegingsenergie.

1. alleen tabel 7 formule 13
2. alleen tabel 7 formule 14
3. tabel 7 formule 13 en 14

Eén van de contragewichten bestaat uit 8,5 ton beton (1 ton = 1000 kg).
Bereken het volume van het beton in dit contragewicht

1. tabel 7 formule 9 en 10
2. tabel 9 formule 1 en tabel 15
3. tabel 7 formule 14 en tabel 15
4. tabel 9 formule 1

Eén van de contragewichten bestaat uit 8,5 ton beton (1 ton = 1000 kg).
Bereken het volume van het beton in dit contragewicht

1. 2,65 cm³
2. 19,55 dm³
3. 3696 dm³
4. 19550 dm³

1. tabel 7 formule 15
2. tabel 7 formule 16
3. tabel 7 formule 15 en 16

1. 100,8 Nm
2. 100800 Nm

Een elektromotor zorgt voor het openen van het brugdeel. De motor levert een gemiddeld vermogen van 400 W. Voor het openen is 1,8 · 10⁴ J energie nodig.
Bereken de tijd die nodig is om het brugdeel te openen

1. tabel 7 formule 12
2. tabel 10 formule 4
3. tabel 12 formule 2
4. tabel 12 formule 3

Een elektromotor zorgt voor het openen van het brugdeel. De motor levert een gemiddeld vermogen van 400 W. Voor het openen is 1,8 · 10⁴ J energie nodig.
Bereken de tijd die nodig is om het brugdeel te openen

1. 450 seconden
2. 45 seconden
3. 4,5 uur

Marja fietst met een constante snelheid van 4,8 m/s. Marja heeft samen met de fiets een massa van 87,5 kg.
Voor een verkeerslicht remt ze af en komt in een tijd van 2,3 s tot stilstand. De remkracht is 184 N.
Bereken de vertraging.

1. tabel 7 formule 1
2. tabel 7 formule 2
3. tabel 7 formule 3
4. tabel 7 formule 8

Marja fietst met een constante snelheid van 4,8 m/s. Marja heeft samen met de fiets een massa van 87,5 kg.
Voor een verkeerslicht remt ze af en komt in een tijd van 2,3 s tot stilstand. De remkracht is 184 N.
Bereken de vertraging.

1. + 2,1 m/s²
2. -2,1 m/s²
3. + 2,1 m/s
4. -2,1 m/s

Marja fietst met een constante snelheid van 4,8 m/s. Marja heeft samen met de fiets een massa van 87,5 kg.
Voor een verkeerslicht remt ze af en komt in een tijd van 2,3 s tot stilstand. De remkracht is 184 N.
Bereken de verrichte arbeid tijdens het remmen.

1. tabel 7 formule 9
2. tabel 7 formule 10
3. tabel 7 formule 11
4. tabel 7 formule 12

Marja fietst met een constante snelheid van 4,8 m/s. Marja heeft samen met de fiets een massa van 87,5 kg.
Voor een verkeerslicht remt ze af en komt in een tijd van 2,3 s tot stilstand. De remkracht is 184 N.
Bereken de verrichte arbeid tijdens het remmen.

Marja fietst met een constante snelheid van 4,8 m/s. Marja heeft samen met de fiets een massa van 87,5 kg.
Voor een verkeerslicht remt ze af en komt in een tijd van 2,3 s tot stilstand. De remkracht is 184 N.
Bereken de verrichte arbeid tijdens het remmen.