Pallas H6 werkwoord

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Les 6a Pallas

Praesens λυω, ποιεω, εἰμι

indicativus (aantonende wijs)

imperativus (gebiedende wijs)

infinitivus (hele werkwoord)

indicativus                            imperativus

λυω             ik maak los

λυεις           jij maakt los                              λυε maak los! (jij moet losmaken)

λυει             hij maakt los

λυομεν      wij maken los

λυετε          jullie maken los                       λυετε maak los! (jullie moeten losmaken)

λυουσι(ν)  zij maken los

dubbelvorm

λύετε = jullie maken los (indicativus 2e mv)

λύετε = maak los! / maakt los! 

               / jullie moeten losmaken (imperativus mv)

infinitivus = hele werkwoord

λυειν = (om) los te maken

ΠΟΙΕΩ

ποιέω > ποιῶ                 ik maak, doe                

ποιέεις > ποιεῖς             jij maakt, doet

ποιέει > ποιεῖ                 hij maakt, doet

ποιέομεν> ποιοῦμεν    wij maken, doen

ποιέετε > ποιεῖτε           jullie maken, doen

ποιέουσι(ν) > ποιοῦσι(ν)  zij maken, doen

onthoud: ε + ο =  ου  en ε + ε =  ει

ΠΟΙΕΩ

ποιέει > ποιεῖ  = hij/zij/het doet, maakt (indicativus 3e ev)

ποίεε > ποίει   = doe! maak! (imperativus ev) 

technisch gezien geen dubbelvorm, want accent is anders. 

Maar: omdat jullie de accenten niet hoeven te kennen, moet je dit min of meer als dubbelvorm beschouwen.

infinitivus (hele werkwoord)

ποιειν = (om) te doen, (om) te maken

Het werkwoord εἰμι = zijn

indicativus        imperativus                             infinitivus

εἰμι

εἰ                          ἰσθι wees (jij moet zijn)         εἰναι (om) te zijn

ἐστι(ν)

ἐσμεν

ἐστε                     ἐστε wees (jullie moeten zijn)

εἰσιν(ν

φεύγει

1. (te) vluchten
2. vlucht!
3. hij/zij/het vlucht
4. jij vlucht

φεύγει

1. indicativus 3e ev
2. indicativus 2e ev
3. imperativus ev
4. infinitivus

φεύγει

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

κρύπτεις

1. indicativus 3e ev
2. indicativus 2e ev
3. imperativus ev
4. imperativus mv

κρύπτεις

1. jij hebt
2. jij verbergt
3. jij doet niks
4. jij verschaft

ἔχομεν

1. ik heb
2. wij hebben
3. zij hebben
4. (te) hebben

ἔχομεν

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

κρατεῖ

1. jij overwint
2. jij krijgt
3. hij/zij/het overwint
4. hij/zij/het krijgt

κρατεῖ

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

ζητοῦμεν

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

ἐπιθυμῶ

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

πέμπεις

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

ἐκβαίνουσιν

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

λείπεις

1. λύω
2. ποιέω
3. εἰμί

Waar herken je een werkwoord dat volgens het rijtje van ποιέω gaat (meestal)?

ποιεῖ

1. hij/zij/het doet
2. doe!

ποίει

1. hij/zij/het doet
2. doe!

Wat is geen vertaling van μένετε?

1. blijf!
2. jullie blijven
3. jullie moeten blijven
4. jij moet blijven

Wat is geen vertaling van γαμεῖτε?

1. trouw!
2. jullie trouwen
3. trouwt!
4. jij moet trouwen

Huiswerk vrijdag 14 januari 6e uur:

Leren 

rijtje λυω blz 50 tekstboek (indicativus, imperativus en inf)

woorden les 6A linkerrijtje

Maken uit oefenboek:

blz 63 Oefening A en B

Huiswerk dinsdag 18 januari:

Leren alle woorden les 6a en de rijtjes van

λυω en ποιεω

Huiswerk vrijdag 21 januari:

Leren woorden 6a

Leren rijtjes λυω, ποιεω en εἰμι

Huiswerk dinsdag 18 januari:

Leren alle woorden les 6a 

en de rijtjes van λυω en ποιεω

 

Huiswerk vrijdag 21 januari:

Leren woorden 6a

Leren rijtjes λυω, ποιεω en εἰμι