Beeldende begrippen klas 2 Basisbegrippen

Beeldende begrippen
Basisbegrippen klas 2
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Beeldende begrippen
Basisbegrippen klas 2

Slide 1 - Diapositive

Stilleven
Kunstwerk van levenloze dingen die op een bepaalde manier bij elkaar gezet worden door de kunstenaar. Deze plaatsing van voorwerpen heet compositie.

Slide 2 - Diapositive

Landschap
Kunstwerk met de natuur als voornaamste onderwerp. De horizon hierin is de scheidingslijn tussen land en lucht. 
Horizon

Slide 3 - Diapositive

Stadsgezicht
Op een stadsgezicht staat het uitzicht op (een deel van) een stad centraal. 

Slide 4 - Diapositive

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Stilleven
B
Stadsgezicht
C
Zeegezicht
D
Landschap

Slide 5 - Quiz

Portret
Een afbeelding van een bestaand persoon afgebeeld tot of tot en met de borst.

Slide 6 - Diapositive

Portret en face
Een afbeelding van een gezicht recht van
voren/frontaal

Slide 7 - Diapositive

Portret en profil
Een afbeelding van een gezicht, waarbij je alleen de zijkant ziet

Slide 8 - Diapositive

Portret a trois quart/driekwart
Een afbeelding van een gezicht deels van opzij
en deels van voren


Slide 9 - Diapositive

Portret en face
Portret en profil
Portret a trois quart

Slide 10 - Question de remorquage

Figuurstuk
Kunstwerk waarin het menselijk figuur de hoofdrol speelt

Slide 11 - Diapositive

Beeldtaal
Taal in beelden uitgedrukt. Iedereen begrijpt deze taal doordat de afbeeldingen duidelijk communiceren. Een voorbeeld zijn de borden op treinstations

Slide 12 - Diapositive

Typografie
Alles wat met de vormgeving van teksten te maken heeft. Hier hoort ook het gebruik van verschillende lettertypes bij.

Slide 13 - Diapositive

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Figuurstuk
B
Beeldtaal
C
Typografie
D
Portret

Slide 14 - Quiz

Standpunt
Een punt vanuit waar iets bekeken wordt. Dat kunnen de volgende aanzichten zijn;
zijaanzicht, bovenaanzicht, vooraanzicht of onderaanzicht. (Dit is niet alleen bij wiskundige figuren, maar bijvoorbeeld ook bij een beeld of schilderij)

Slide 15 - Diapositive

Naar de aanschouwing
Het namaken van iets (bijvoorbeeld een model) dat in werkelijkheid
aanwezig is en bekeken wordt

Slide 16 - Diapositive

Noem de 3 portret vormen...

Slide 17 - Question ouverte

Welke twee woorden passen bij deze afbeelding
A
Figuurstuk
B
Standpunt
C
Naar de aanschouwing
D
Stilleven

Slide 18 - Quiz