Herhalen H1

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

H 1 Hoe groot is jouw welvaart?

1.1 Waar heb jij behoeften aan?

Lesdoelen:

• wat voor behoeften kun je hebben?
• wat betekent het begrip schaars in de economie?
• wat bepaalt je welvaart?
• 
  

De primaire behoeften van de ene persoon kan een secundaire behoeften voor een ander persoon zijn.

Primaire behoeften

secundaire behoeften

mobiele telefoon

brood

winterjas

woning

kaartje van een concert

villa met een zwembad

schoolboeken

wat is e commerce

1. producten kopen via internet
2. producten in de winkel kopen
3. commerciele reclame
4. producten verkopen

Hieronder zie je een foto met veranderingen die te maken hebben met e commerce

welke veranderingen zijn dat

Schaarste dwingt ons tot het maken van keuzes:

Leg uit wat schaarste te maken heeft met welvaart.

Welke van de antwoorden is geen vorm van zelfvoorziening

1. sla kopen in een winkel en thuis salade maken
2. sla verbouwen in je moestuin
3. appeltaart maken
4. haar knippen van je dochter

Je ouders geven aan elektriciteit € 685 per jaar uit. Als ze op hun dak zonnepanelen hebben besparen ze 92% op elektriciteit

a. bereken wel bedrag ze besparen
b. leg uit dat je met zonnepanelen aan zelfvoorziening doet

Welke P van de marketingmix wordt hier uitgebeeld

1. plaats
2. product
3. promotie
4. personeel

Formule 1:

Berekenen van een aantal of getal met een percentage:

H1 Hoe groot is jouw welvaart?

1. 2 Hoe word jij beinvloed?

Lesdoelen:

• door wie jij als consument beinvloed wordt?
• wat marketing is en waaruit de marketingmix bestaat?
• wat voor soorten reclame er zijn
• 
  

Invloed op je koopgedrag

Sociale beinvloeding

Commerciele beinvloeding

Marketing

Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen

Formule 2:

Percentages berekenen met een aantal (Kilo's, €, Liters etc)

Herhaling rekenen: procenten

H 1 Hoe groot is jouw welvaart?

1. 3 Budgetteren moet je leren

Lesdoelen:

• wat voor inkomsten en uitgaven je kunt hebben
• waarom budgetteren nodig is en hoe je dat doet
• hoe je berekeningen maakt die je nodig hebt bij budgetteren
• wat voor soorten reclame er zijn
• 
  

Een begroting 

Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode. 

Soorten inkomens

Inkomen uit arbeid

Inkomen uit bezit

Overdrachtsinkomen

Soorten uitgaven

Huishoudelijke uitgaven

Vaste lasten

Incidentele uitgaven

Formule 3:

omrekenen van week naar maand

Jan krijgt 40 euro per maand aan zakgeld. Hoeveel is dit per week?

118 euro per week = ......euro per maand
396 per maand = ..... euro per week

Formule 4:

Reserveringen per maand

H 1 Hoe groot is jouw welvaart?

1. 4 Alles wordt duurder

Lesdoelen:

• wat koopkracht is en waardoor je koopkracht verandert
• wat inflatie is en wat de gevolgen ervan zijn
• hoe je met indexcijfers kunt rekenen
• wat voor soorten reclame er zijn
• 
  

Formule 5:

Procentuele verandering berekenen

Formule 4:

Reserveringen per maand

Primaire behoeften

Secundaire behoeften

Koopkracht

- Lonen en prijzen kunnen stijgen of dalen

- Deze veranderingen in procenten uitrekenen, vergelijken

Koopkracht

Koopkracht: hoeveelheid goederen en die je met je inkomen kunt kopen.

Inkomen stijgt meer dan de prijzen stijgen --> stijgt koopkracht

Prijzen stijgen meer dan je inkomen --> daalt koopkracht

Koopkracht

• De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.

Je koopkracht hangt af van:

• je inkomsten;
  
• de prijzen.
  

Koopkracht toe- of afname

• Stijging of daling in procenten weergeven hoe doe je dat?
• Formule:  
• nieuw  -  oud : oud x 100%
• Nu verdien je 84 euro en vorig jaar 74 euro per week.
• Met hoeveel procent is je inkomen gestegen?
• 84 - 74 : 74 x 100% = 13,5%
• Dit mag natuurlijk ook met een verhoudingstabel

Inflatie

Inflatie/Deflatie

• Inflatie
• Een algemene stijging van de prijzen (van goederen en diensten).
• Deflatie
• Een algemene daling van de prijzen (van goederen en diensten). 

Oorzaken inflatie

• loonstijging
• hogere grondstofprijzen
• Meer vraag van consumenten naar bepaalde goederen/diensten of minder aanbod ervan. 
• Hogere belastingen of andere heffingen door de overheid. Bijv. BTW

0

Indexcijfer

• Een getal dat aangeeft hoeveel iets in een bepaalde periode is veranderd ten opzichte van een afgesproken tijdstip.
• Dit afgesproken tijdstip noem het het basisjaar en krijgt het indexcijfer 100.

Indexcijfer bereken

• Het jaar waar je vanuit gaat is het BASISJAAR (100)
• Nieuwe indexcijfer = nieuw getal : getal in basisjaar x 100

Indexcijfer bereken

VOORBEELD:

• De prijs van een t-shirt was in 2010 € 12,50 (basisjaar) en in 2015 € 14,75. 
• Bereken het indexcijfer van 2015.
• € 14,75 : € 12,50 x 100 = 118 (indexcijfer)

Aan het werk

Samenvattingen maken

formule kaart maken

oefenen met extra opgaven

Je eigen leerstrategie