Hst1_3M

SAMENVATTINGSLES
HOOFDSTUK 1
  • Bekijk deze les inclusief de filmpjes
  • Lees daarna hst 1 door (of doe het per paragraaf)
  • Lees de samenvatting en begrippen in het boek blz ...
  • Lees en leer de uitgedeelde samenvatting 
  • Maak opgegeven opgaven hst 1
Hoofdstuk 1 
Hoe groot is jouw welvaart?
1.1 Waar heb jij behoeften aan?

Lesdoelen:
  • wat voor behoeften kun je hebben?
  • wat betekent het begrip schaars in de economie?
  • wat bepaalt je welvaart?

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

SAMENVATTINGSLES
HOOFDSTUK 1
  • Bekijk deze les inclusief de filmpjes
  • Lees daarna hst 1 door (of doe het per paragraaf)
  • Lees de samenvatting en begrippen in het boek blz ...
  • Lees en leer de uitgedeelde samenvatting 
  • Maak opgegeven opgaven hst 1
Hoofdstuk 1 
Hoe groot is jouw welvaart?
1.1 Waar heb jij behoeften aan?

Lesdoelen:
  • wat voor behoeften kun je hebben?
  • wat betekent het begrip schaars in de economie?
  • wat bepaalt je welvaart?

Slide 1 - Diapositive

Indeling van behoeften
Primaire behoeften: noodzakelijke levensbehoeften

Secundaire behoeften : alle overige behoeften die het leven prettiger maken




Slide 2 - Diapositive

Verschillen in behoeften worden veroorzaakt door :
  • je budget
  • je leeftijd
  • je geslacht
  • je vrienden en klasgenoten 
  • je thuissituatie
  • commerciele beinvloeding  

Slide 3 - Diapositive

Om in je behoeften te voorzien heb je middelen nodig.
Tijd
Geld

Tijd en geld zijn in beperkte hoeveelheid aanwezig

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Schaarste dwingt ons tot het maken van keuzes:

Slide 6 - Diapositive

Schaarse goederen
  1. Er zijn productiemiddelen ingezet (kapitaal, arbeid, natuur, ondernemerschap)
  2. Er hangt een prijskaartje aan.
  3. Hoe duurder hoe schaarser.

Slide 7 - Diapositive

Welvaart
Is de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien, ook zelfvoorziening draagt bij aan je welvaart.

Slide 8 - Diapositive

Formule 1:
Berekenen van een aantal of getal met een percentage:

Slide 9 - Diapositive

Som 12 pagina 13

Primaire behoeften:
1 67% van € 1.450 = …
2 67% = 67 ÷ 100 = 0,67
3 0,67 x € 1.450 = € 971,50  


Secundaire behoeften
1 24% van € 1.450 = …  
2 24% = 24 ÷ 100 = 0,24  
3 0,24 x € 1.450 = € 348  

Spaargeld
1 9% van € 1.450 = …  
2 9% = 9 ÷ 100 = 0,09  
3 0,09 x € 1.450 = € 130,50 

Slide 10 - Diapositive

Hst 1 Hoe groot is jouw welvaart?


  1. 3 Budgetteren moet je leren
Lesdoelen:
  • wat voor inkomsten en uitgaven je kunt hebben
  • waarom budgetteren nodig is en hoe je dat doet
  • hoe berekeningen maakt die je nodig hebt bij budgetteren
  • wat voor soorten reclame er zijn


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Samengevat 3 soorten inkomens
  1. Inkomen uit arbeid; loon en salaris. Winst uit eigen bedrijf.
  2. Inkomen uit bezit; bezittingen verhuren (ontvang je huur)
  3. Overdrachtsinkomen; hoef je geen tegenprestatie te leveren. Geld wordt door iemand anders verdiend en aan jouw gegeven.

Inkomen in natura: je krijgt uitbetaald in goederen of diensten.

Slide 13 - Diapositive

Samengevat soorten uitgaven
  1. Huishoudelijke uitgaven: alledaagse uitgaven voor je huishouden.
  2. Vaste lasten; uitgaven die met regelmaat moet betalen.
  3. Incidentele uitgaven; (grote) uitgaven die je niet zo vaak doet.

Slide 14 - Diapositive

Formule 3:
omrekenen van week naar maand

Slide 15 - Diapositive

Formule 4:
Reserveringen per maand

Slide 16 - Diapositive

Hd 1 Hoe groot is jouw welvaart?


  1. 4 Alles wordt duurder - les 1
Lesdoelen:
  • wat koopkracht is en waardoor je koopkracht verandert
  • wat inflatie is en wat de gevolgen ervan zijn

Slide 17 - Diapositive

Koopkracht
Cette vidéo n'est plus disponible

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Koopkracht
Koopkracht: is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

Koopkracht wordt door 2 factoren beinvloed:
  1. de stijging of daling van je inkomen:
  2.  de stijging (= inflatie) of daling (=deflatie) van de prijzen

Slide 20 - Diapositive

Formule koopkracht
Koopkracht berekening:
De procentuele verandering van het inkomen - de procentuele verandering van de prijzen.

Toelichting:
  • als inkomen meer stijgt dan de prijzen stijgen neemt je koopkracht toe.
  • als je inkomen minder stijgt dan de prijzen neemt je koopkracht af.

Slide 21 - Diapositive

Koopkracht blz 24 boek

Slide 22 - Diapositive

Formule 5:
Procentuele verandering berekenen

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Hd 1 Hoe groot is jouw welvaart?


  1. 4 Alles wordt duurder - les 2
Lesdoelen:
  • Wat is een indexcijfer, waarom gebruik je die en hoe reken je ermee?

Slide 25 - Diapositive

Indexcijfers waarom?
  • Veranderingen kun je makkelijk vergelijken met indexcijfers.
  • Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een bepaalde periode. 
  • Die afgesproken periode heet het basisjaar. De gegevens van het basisjaar krijgen altijd het indexcijfer 100.
  • Indexcijfers is GEEN percentage (dus geen % erachter)

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

2015 is het basisjaar. In 2018 zijn de lonen met 6% gestegen ten opzichte van 2015. In 2018 is het indexcijfer van de prijzen 104.
Wat is in 2018 het indexcijfer van de lonen?
Is in 2018 de koopkracht gestegen of gedaald?
Met hoeveel procent?

Slide 28 - Question ouverte

Uitleg vorige vraag
2015 is het basisjaar. In 2018 zijn de lonen met 6% gestegen ten opzichte van 2015. In 2018 is het indexcijfer van de prijzen 104.

  • Wat is in 2018 het indexcijfer van de lonen?
In 2018 is het indexcijfer van de lonen 106.
  • Is in 2018 de koopkracht gestegen of gedaald?
Gestegen want 106-104= 2 
  • Met hoeveel procent?
In 2018 is de stijging van de koopkracht 2%.


Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive