Gebruik de tekstbron om de vragen van opdracht 2 en 3 in je werkboekje te beantwoorden
Werboek: 14 De huishoudelijke dienst blz. 18 t/m 21
Werkvorm: tweetallen
Slide 12 - Diapositive
voorbeeld van een waskaart
Slide 13 - Diapositive
Opdracht 4 Waskaart maken
-Lees opdracht 4, blz. 21 in je werkboekje en maak een waskaart in Word.
-Sla deze op en lever dit in TeamsOpdrachten en teken dit as op je aftekenlijst.
Slide 14 - Diapositive
Klaar?
Als je klaar bent met je opdracht, ga je in tweetallen Opdracht 5 op blz. 21 maken.
Slide 15 - Diapositive
Filmpje was sorteren
Slide 16 - Diapositive
Opdracht 5 De was sorteren
Lees de stappenplan 165 Wasgoed sorteren en voer deze opdracht uit. Maak hiervan een filmpje. Bewaar je filmpje en lever deze in samen met je opdracht van taak 4.
Slide 17 - Diapositive
Terugblik en Evaluatie
Taak 4, opdr 2 en 3 is af?
De waskaart met wassymbolen is af en ingeleverd in Teams?
Taak 5 De was sorteren filmpje gemaakt en in teams ingeleverd?
Quizvragen over de wassymbolen!
Slide 18 - Diapositive
Wat is een wassymbool
A
Een bal die meedraait in de wasmachine als je een dekbed wast
B
Een plaatje dat aangeeft hoe je het textiel moet verzorgen
C
Een tablet wasmiddel die je in de trommel kan gooien
D
Een wasmiddel dat vlekken gemakkelijk verwijdert
Slide 19 - Quiz
In textiel vind je 2 etiketten. Welke zijn dat?
A
behandelingsetiket en samenstellingsetiket
B
behandelingsetiket en maat-etiket
C
samenstellingsetiket en maat-etiket
D
maat-etiket en merketiket
Slide 20 - Quiz
Hoe heet dit etiket?
A
Behandelingsetiket
B
Samenstellingsetiket
Slide 21 - Quiz
Hoe heet dit etiket?
A
Behandelingsetiket
B
Samenstellingsetiket
Slide 22 - Quiz
Wat betekent dit symbool?
A
de was op 40 graden met de hand wassen
B
de was wassen als het 40 graden buiten is
C
de was mag je 40 keer wassen
D
de was in de machine wassen op 40 graden
Slide 23 - Quiz
Wat betekent dit symbool?
A
je moet de wasmachine maximaal tot een derde vullen
B
je moet de wasmachine maximaal tot de helft vullen
C
je moet de trui met de hand wassen
D
je mag de trui niet wassen
Slide 24 - Quiz
Dit wassymbool betekent
A
Niet drogen
B
Niet strijken
C
Niet bleken
D
Niet wassen
Slide 25 - Quiz
Wat betekend dit symbool?
A
40 graden
B
30 graden
C
handwas
D
niet wassen
Slide 26 - Quiz
Dit wassymbool betekent
A
Bleken
B
Drogen
C
Wassen
D
Stomen
Slide 27 - Quiz
Wat betekend dit wassymbool?
A
Niet strijken
B
Strijken tot 120°C
C
Strijken tot 110°C
D
Strijken tot 80°C
Slide 28 - Quiz
Wat betekent dit wassymbool?
A
Niet strijken
B
Lage temperatuur strijken 110 ° C
C
Heet strijken 200 ° C
D
Gemiddelde temperatuur strijken 150 ° C
Slide 29 - Quiz
Wat betekent dit wassymbool:
A
niet wassen
B
niet strijken
C
niet drogen
D
niet bleken
Slide 30 - Quiz
Waar staat dit wassymbool voor?
A
Drogen op lage temperatuur
B
Handwas
C
Bleken toegestaan
D
Drogen toegestaan
Slide 31 - Quiz
Wat betekent dit wassymbool:
A
Niet drogen in de wasdroger
B
Drogen in de wasdroger
C
Niet wassen in de wasmachine
D
Wassen in de wasmachine
Slide 32 - Quiz
Dit wassymbool betekent
A
Handwas
B
Niet laten drogen
C
Chemisch reinigen
D
Horizontaal laten drogen
Slide 33 - Quiz
10. Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = heet strijken 3 = niet bleken
4 = stomen mag 5 = mag in de droger
B
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = warm strijken
3 = bleken mag 4 = niet stomen
5 = mag in de droger
C
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken
3 = bleken mag 4 = niet stomen
5 = mag niet in de droger
D
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken
3 = niet bleken 4 = stomen mag
5 = mag niet in de droger
Slide 34 - Quiz
Wat denk je? Ken jij de wassymbolen en pictogrammen?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Weet ik niet
Slide 35 - Quiz
Wat vond je van deze les ?
A
duidelijk, ik snap het
B
duidelijk maar ik heb nog meer inoefening nodig
C
te makkelijk voor mij
D
ik begrijp er niet veel van en wil graag extra uitleg