H5.3 Spanning en stroomsterkte

H5.3 Spanning en stroomsterkte
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

H5.3 Spanning en stroomsterkte

Slide 1 - Diapositive

H5 Elekticiteit

wk 5:   H5.1-5.2 Elektrische apparaten
wk 6:  H5.3       Spanning en stroomsterkte
wk 7:  H5.4       Weerstanden
wk 9:   H5.5       Serie en Parallel
wk 10: Herhaling + oefentoets H5
wk 11:  12mrt    Schoolexamen H5

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
Herhaling H5.2 Elektrische apparaten

Instructie H5.3 Spanning en stroomsterkte

Slide 3 - Diapositive

Energieverbruik
Afhankelijk van:
  • Vermogen van het apparaat (hoeveel energie die per seconde verbruikt)
  • Aantal uren dat het apparaat aan staat

Energiemeter thuis wordt ook wel kWh-meter genoemd?
  • kWh = kilo-Watt-uur 
  • Dus hoeveel kW (kiloWatt) er verbruikt wordt in 1 uur tijd

Slide 4 - Diapositive

Energie en vermogen
Twee eenheden van ENERGIE 
  • Natuurkunde       => Energie in Joule [J]
  • Energiebedrijven => Energie in Kilo-Watt-hour [kWh]

ENERGIE = VERMOGEN x TIJD
  • E in [J]      => P in [W]   en t in [s]
  • E in [kWh] => P in [kW] en t in [h]


Slide 5 - Diapositive

Learnbeat Opg. 16 Begrijpen 
Gegevens:
  • P = 2 kW    ;    t = 4 h
Gevraagd:
  • E = ? kWh
Formule:
  • E = P x t
Uitwerking/antwoord:
  • E = 2 x 4 = 8 kWh ; Het energieverbruik v/d kachel is 8 kWh
Vraag: 
Een elektrische kacheltje heeft een vermogen van 2 kW.
Hoeveel energie gebruikt het kacheltje als het 4 uur aanstaat. Geef je antwoord in kWh.

Slide 6 - Diapositive

Learnbeat Opg. 17 Begrijpen 
Gegevens:
  • P = 3 W    ;    t = 10 s
Gevraagd:
  • E = ? J
Formule:
  • E = P x t
Uitwerking/antwoord:
  • E = 3 x 10 = 30 J ; Het energieverbruik v/h ledlampje is 30 Joule
Vraag: 
Een ledlampje in de koelkast heeft een vermogen van 3 Watt.
Hoeveel energie verbruikt het lampje als het 10 seconden aanstaat? Geef je antwoord in Joule.

Slide 7 - Diapositive

Learnbeat Opg. 12 Beheersen
Gegevens:
  • P = 18 W = 0,018 kW  ;    
  • t = 5 h.pd = 5 x 365 = 1825 h
Gevraagd:
  • E = ? kWh in 1 jaar (365 dgn)
Formule:
  • E = P x t
Uitwerking/antwoord:
  • E = 1825 x 5 = 32,85 kWh ; (Het energieverbruik  is 33 kWh)
Vraag: 
Een computermonitor heeft een elektrisch vermogen van 18 Watt. De computer staat elke dag 5 uur aan.
Bereken hoeveel elektrische energie deze monitor in één jaar verbruikt

Slide 8 - Diapositive

Learnbeat Opg. 14 Beheersen
Gegevens:
  • t = 3 h.pd = 3 x 7 dgn x 20 wkn = 420 h pj.
  • P = 2,2 kW     
Gevraagd:
  • E = ? kWh + kosten in 1 jaar 
Formule:
  • E = P x t
Uitwerking/antwoord:
  • E = 2,2 x 420  = 924 kWh => Kosten = 924 x 0,25 = 231 euro p.j.
Vraag: 
Jess heeft een elektrische kachel op zijn zolderkamer. Het vermogen van deze kachel is 2,2 kW. Hij gebruikt de kachel 20 weken per jaar, 3 uur per dag.
Hoeveel kost dit aan energie? 1 kWh kost 0,25 euro

Slide 9 - Diapositive

Learnbeat Opg. 16 Beheersen
Gegevens / gevraagd:
  • per week 140 km => 2x volle accu
  • E (1x accu) = 2,5 kWh =>
  • E (tot) = 2 x 2,5 = 5,0 kWh
  • Prijs = € 0,25 per kWh
  • Kosten per week =? euro
Formule / uitwerking:
  • Kosten = verbruik x kWh-prijs
  • Kosten = 5,0 x 0,25 = € 1,25
Antwoord:
  • De kosten per week zijn 1,25 euro.
Vraag: 
Iris heeft een elektrische scooter gekocht. Deze rijdt op een volle accu 70 km. 
Voor het opladen van de accu is 2,5 kWh energie nodig. 
Iris rijdt in een week 140 km.
Bereken hoeveel geld Iris per week uitgeeft aan energie voor haar scooter.

* Ga altijd uit van een kWh prijs van € 0,25

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen H5.3
Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
  

  • beschrijven wat een stroomkring is;
  • uitleggen hoe je spanning en stroomsterkte kunt meten en 
     hiermee rekenen
  • uitleggen wat de capaciteit van een batterij is en hiermee rekenen
  • een schakelschema maken


Slide 11 - Diapositive

Stroomkringen
Open stroomkring
Gesloten stroomkring

Slide 12 - Diapositive

Spanning en stroomsterkte
Een elektrische schakeling of een stroomkring bevat een spanningsbron, een elektrisch apparaat en verbindingsdraden

Het elektrische apparaat werkt als er een  gesloten stroomkring is.

Slide 13 - Diapositive

Spanning en stroomsterkte
Als je schakelingen gaat tekenen, moet je de symbolen kennen. 




Tabel 14

Slide 14 - Diapositive

Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 




"I" is het symbool voor stroomsterkte
De eenheid is ampère (A)

Stroommeter (ampèremeter) meet je de hoeveelheid stroom 
Spanning
De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren.

 


Het symbool voor spanning is U.
De eenheid is in volt (V).

Spanning meet je met een voltmeter 


Slide 15 - Diapositive

Ampèremeter (stroommeter)

Slide 16 - Diapositive

Voltmeter

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Vermogen
Vermogen is het energieverbruik per seconde verbruikt 

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power.
 
De eenheid van vermogen is  watt (W)

Slide 19 - Diapositive

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

  • De batterij heeft een spanning van 6 V                                                                       en een stroomsterkte van 2 A. Hoe groot                                                                         is het het vermogen van dit lampje?




De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 20 - Diapositive

Samen de oplossing vinden
Gegevens:
  • U = 6 V   ;   I = 2 A
Gevraagd:
  • P = ? W
Formule:
  • P = U x I
Uitwerking/antwoord:
  • P = 6 x 2 = 12 W    
  • Het vermogen van het lampje is 12 W
De Vraag:
De batterij heeft een spanning van 6 V en een stroomsterkte van 2 A. 
Hoe groot is het het vermogen van dit lampje?

Slide 21 - Diapositive

Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagen kan worden. 

Daarover andere keer meer!!!



 

Slide 22 - Diapositive

En nu aan de slag...
Lees H5.3 Spanning en stroomsterkte (leerboek p. 109)
Maak opgaven 5 t/m 13 H5.3 (p. 112 - Begrijpen)

Klaar:
Lees H5.3 van het leerboek goed door (p. 113 - beheersen)
Maak opgaven 14 t/m 23 (p. 115 - Beheersen)

Slide 23 - Diapositive

Volgende les
Practicum: De stroomsterkte meten

Daarna zelfstandig werken met je huiswerk!

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Proef 2: De stroomsterkte en spanning meten
  1. Lees het practicum goed door
  2. Je werkt in groepjes van 2 personen
  3. Bouw de opstelling zoals hieronder
  4. Meet de stroomsterkte en spanning en maak de vragen!


Slide 26 - Diapositive

Conclusie!!!
3. Maakt het uit waar je de stroommeter in de stroomkring plaats?
  • Nee, stroomsterkte bij serie is overal gelijk
5. Maakt het uit voor de stroomsterkte en de spanning of je 1 of 2 lampjes hebt aangesloten?
  • De spanning wordt verdeeld => spanning 4,5 V per lampje
  • De stroomsterkte is lager =>  Itot = Utot : Rtot  (Omdat de weerstand groter wordt)
Extra opdracht
7. Maakt het uit voor de stroomsterkte en de spanning of de lampjes in serie of parallel zijn aangesloten?
  • Bij parallel blijft de spanning gelijk => 9 V
  • De stroomsterkte is hoger => omdat weerstand afneemt (extra pad)

Slide 27 - Diapositive

En nu aan de slag...
Lees H5.3 Spanning en stroomsterkte (leerboek p. 109)
Maak opgaven 5 t/m 13 H5.3 (p. 112 - Begrijpen)

Klaar:
Lees H5.3 van het leerboek goed door (p. 113 - beheersen)
Maak opgaven 14 t/m 23 (p. 115 - Beheersen)

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

H5 Elekticiteit

wk 5:   H5.1-5.2 Elektrische apparaten
wk 6:  H5.3       Spanning en stroomsterkte
wk 7:  H5.4       Weerstanden
wk 9:   H5.5       Serie en Parallel
wk 10: Herhaling + oefentoets H5
wk 11:  12mrt    Schoolexamen H5

Slide 30 - Diapositive

Leerdoelen H5.3
Aan het eind van deze paragraaf kan ik:
  

  • beschrijven wat een stroomkring is;
  • uitleggen hoe je spanning en stroomsterkte kunt meten en 
     hiermee rekenen
  • uitleggen wat de capaciteit van een batterij is en hiermee rekenen
  • een schakelschema maken


Slide 31 - Diapositive

Vermogen
Vermogen is het energieverbruik per seconde verbruikt 

De afkorting voor vermogen is de hoofdletter van het Engelse woord voor vermogen, power.
 
De eenheid van vermogen is  watt (W)

Slide 32 - Diapositive

P = U x I
P = vermogen             in watt (W)
U = spanning              in volt (V)
I = stroomsterkte      in ampère (A)

  • De batterij heeft een spanning van 6 V                                                                       en een stroomsterkte van 2 A. Hoe groot                                                                         is het het vermogen van dit lampje?




De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Een maat voor de hoeveelheid elektrische energie die de stroom met zich mee draagt. De eenheid van spanning is volt (V)

Slide 33 - Diapositive

Stroomsterkte
Is het aantal elektronen die door de stoomkring lopen 




"I" is het symbool voor stroomsterkte
De eenheid is ampère (A)

Stroommeter (ampèremeter) meet je de hoeveelheid stroom 
Spanning
De spanning van de spanningsbron bepaalt hoeveel energie de spanningsbron kan leveren.

 


Het symbool voor spanning is U.
De eenheid is in volt (V).

Spanning meet je met een voltmeter 


Slide 34 - Diapositive

Op een stopcontact zijn aangesloten: een lamp van 20 W, een computer van 150 W en een televisie van 200 W.
  
Bereken de totale stroomsterkte die het stopcontact levert.
Gegevens:
  • Plamp = 20 W ; Pcomp = 150 W
  • Ptv = 200 W  ;  U = 230 V
  • Ptot = 370 W
Gevraagd:
  • Itot = ? A
Formule:
  • P = U x I
  • I = P : U
Uitwerking/Antwoord:
  • Itot = 370 : 230 = 1,6 A

Slide 35 - Diapositive

Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagen kan worden. 

 

Slide 36 - Diapositive

Capaciteit
Capaciteit = stroomsterkte x tijd
C = I x t
Grootheid
Symbool
Eenheid
Afkorting
Capaciteit
C
Ampère-uur
Ah
Tijd
t
Uur
h
Stroomsterkte 
Ampère 
A

Slide 37 - Diapositive

Een batterij in een afstandsbediening gaat 
251 uur mee. 
De afstandsbediening werkt op 18,2 mA. 
Bereken de capaciteit van de batterij in Ah.

Gegevens:    
  • I = 18,2 mA = 0,0182 A
  • t = 251 uur
Gevraagd:   
  • C = ? Ah
Formule:      
  • C = I x t
Berekening/antwoord:  
  • C = 0,0182 x 251 = 2,568 Ah
  • De capaciteit is 2,6 Ah 
  • (C = 18,2 x 251 = 2568 mAh)
                

Slide 38 - Diapositive

Rekenen Formules H5
Kosten E = E x kWh-prijs
E = P x t
P = U x I
C = I x t
U = I x R 
Rv,serie = R1 + R2 + ..
Rv,par = (R1 x R2) : (R1 + R2) 
kWh-prijs =  € 0,25
E = Energie         [J]   of [kWh]
P = Vermogen     [W]  of [kW]
t = Tijd                 [s]   of [h]
U = Spanning      [V]
I = Stroomsterkte [A]
C = capaciteit       [Ah] (t in uur!)
R = Weerstand    [Ω]
Rv = vervangingsweerstand [Ω]

Slide 39 - Diapositive

En nu aan de slag...
Lees H5.3 van het leerboek goed door (p. 113 - beheersen)
Maak opgaven 14 t/m 23 (p. 115 - Beheersen)

Klaar:
Controleer de opgaven!!!
Ga aan de slag in Learnbeat (zelf oefenen of plusvragen)

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Serieschakeling
1
Stroom is overal gelijk.
Spanning is verdeelt over de lampjes

Slide 42 - Diapositive

                      Parallelschakeling
1
Spanning is overal gelijk.
Stroom is verdeelt over de lampjes

Slide 43 - Diapositive