Voorbereiding TW1 en studietips

Voorbereiding toetsweek en studietips
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding toetsweek en studietips

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
Oefenvragen maken individueel maken, daarna klassikaal (denkstappen) bespreken.
Studievaardigheden oefenen zoals mindmap/tekenen
Doel: voorbereiding op de toets + inzicht krijgen in verschillen tussen reproductie/toepas/inzicht vragen
Wat heb je nodig: je schrift of papier + pen
Wat is belangrijk: actieve houding en aantekeningen maken.

Slide 2 - Diapositive

Reproductie - kennisvragen
Dit zijn vragen waarvoor je je dingen moet herinneren. Hiervoor moet je begrippen letterlijk uit je hoofd leren. 



Op de volgende twee dia's vind je twee voorbeelden van reproductie-kennisvragen. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Op welke manieren kun je je voorbereiden op reproductievragen?

Slide 6 - Diapositive

Toepas-en inzichtvragen

De volgende vragen zijn toepas-en inzichtvragen




 
Dit zijn vragen waarbij je je kennis moet toepassen in een situatie die je geoefend hebt of in een vergelijkbare situatie.
Inzicht: zelf context en methode  construeren om tot een antwoord te komen.

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Toepas-en inzichtvragen

De vorige vragen waren voorbeelden toepas-en inzichtvragen. 



Op de volgende dia bespreken we studietips voor toepas-en inzichtvragen.

 
Dit zijn vragen waarbij je je kennis moet toepassen in een situatie die je geoefend hebt of in een vergelijkbare situatie. 

Slide 10 - Diapositive

Welke bloedgroep?
Aan elk voorwerpglas wordt links anti-A en anti-B toegevoegd. 

Welke bloedgroep hoort bij welk voorwerpglas? Overleg en zorg dat je dit kunt uitleggen!

Slide 11 - Diapositive

Welke bloedgroep?

Slide 12 - Diapositive

Resusfactor
Bloedgroep AB+ (met resusfactor) komt vaker voor dan bloedgroep AB- (zonder resusfactor).
Iemand met bloedgroep AB+ krijgt bij een operatie rode bloedcellen toegediend.
Er zijn op dat moment zowel rode bloedcellen van het type AB+ als van het type AB- beschikbaar.
Welk type rode bloedcellen kan worden gebruikt zonder dat klontering van bloedcellen bij deze ontvanger optreedt?

A: rode bloedcellen AB- 
B: rode bloedcellen AB+
C: beide

SCHRIJF JE DENKSTAPPEN OP -KIJK HET FILMPJE - VERBETER JEZELF

Slide 13 - Diapositive

Resusfactor
Iemand met bloedgroep AB+ krijgt bij een operatie rode bloedcellen toegediend.
Welk type rode bloedcellen kan worden gebruikt zonder dat klontering van bloedcellen bij deze ontvanger optreedt?
A: rode bloedcellen AB- 
B: rode bloedcellen AB+
C: beide

Je krijgt alleen rode bloedcellen en niet de antistoffen,

Slide 14 - Diapositive

Niertransplantatie
Met één nier kan men leven. Wanneer beide nieren niet goed werken, wordt soms een niertransplantatie uitgevoerd. In het lichaam van een nierpatiënt wordt dan een gezonde nier geplaatst van iemand anders, de donor.
Lichaamsvreemde stoffen in de donornier kunnen na zo’n transplantatie een afstotingsreactie in het lichaam van de ontvanger veroorzaken.
Waaruit bestaat zo’n afstotingsreactie?
 A rode bloedcellen maken antigenen
   B  rode bloedcellen maken antistoffen
 C  witte bloedcellen maken antigenen
  D witte bloedcellen maken antistoffen



Slide 15 - Diapositive

Niertransplantatie

 A rode bloedcellen maken antigenen
   B  rode bloedcellen maken antistoffen
 C  witte bloedcellen maken antigenen
  D witte bloedcellen maken antistoffen



Slide 16 - Diapositive

Studietips toepas- en inzichtvragen
Bij toepasvragen is het dus niet alleen belangrijk om kennis te hebben, maar ook dat je vragen oefent.
  • Huiswerk maken én nakijken. 
  • Maak veel oefenvragen zoals oefentoetsen in nectar, test jezelf, oefentoetsen op biologiepagina.nl of op bioplek.org.
  • In plaats van je hele boek over te schrijven in een samenvatting: maak eens een mindmap of tekening van een basisstof. Door te tekening onthou je beter!

Slide 17 - Diapositive

Samengevat

Slide 18 - Diapositive



Je letterlijk dingen herinneren, kennis 'stampen'.


Kennis toepassen in een situatie die je geoefend hebt of in een nieuwe situatie / zelf de methode of context construeren.
Je hebt kennis nodig!
Maar oefenen is minstens zo belangrijk!

Slide 19 - Diapositive

9.2 Glucose 
 Maak een tekening over de regeling van glucose in het bloed. 
Hieruit moet duidelijk worden hoe het systeem werkt..
Gebruik MINIMAAL de volgende onderdelen en vul zelf aan:

Lever - alvleesklier
Glucosegehalte te hoog - glucosegehalte te laag
Spier
Glucose - Glycogeen - Glucagon



Slide 20 - Diapositive

9.2 Lever 
Maak een mindmap over de vier processen die zich afspelen in je lever.





Slide 21 - Diapositive

9.2 Nieren
Maak een tekening van het uitscheidingsstelsel. 
Gebruik de volgende onderdelen:

Nierlslagader - Aorta - Nierader - Holle ader 
Linker nier - Rechter nier 
Urineleider - Blaas - Urinebuis






Slide 22 - Diapositive