Lifeguard hoofdstuk 9 en 10

1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
Keuzedeel zweminstructeurMBOStudiejaar 2,3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat is 'schoon'

Slide 7 - Carte mentale

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Het keurmerk Veilig & Schoon is het initiatief vanuit:
A
De bezoekers van zwembaden
B
De overheid
C
De zwembadbranche
D
Het zwembadmanagent

Slide 13 - Quiz

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Het keurmerk Veilig & Schoon betreft alleen de kwaliteit die moet.

II. Een voorbeeld van kwaliteit die hoort is: het hebben van een calamiteitenplan.

A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 14 - Quiz

Welk van de onderstaande beweringen is waar?
A
De Lifeguards zijn altijd verantwoordelijk voor de schoonmaak van het zwembad
B
Een zwem-accommodatie huurt altijd een schoonmaakbedrijf in
C
Het inplannen van de schoonmaakwerkzaamheden is zeer divers en gebeurt in elk zwembad op een andere manier
D
Lifeguards hoeven nooit schoon te maken

Slide 15 - Quiz

Welk van onderstaande middelen is geen oplosmiddel?
A
Terpentine
B
Thinner
C
Wasbenzine
D
Zeep

Slide 16 - Quiz

Wat is een alkalisch middel?
A
Een oplosmiddel
B
Zeep
C
Zuur
D
Geen van bovenstaande

Slide 17 - Quiz

Zuren gebruik je voor
A
Alledaags vuil
B
Desinfecteren
C
Kalkaanslag of roestplekken
D
Vettige verontreinigingen

Slide 18 - Quiz

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Organisch vuil is niet plantaardig of dierlijk van oorsprong.

II. Vaak is reiniging alleen niet voldoende en is er ook nog desinfectie nodig.


A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 19 - Quiz

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Zuren en alkaliën zijn gemengd nog steeds werkzaam.

II. Mengen van zuren en akaliën is ongevaarlijk, behalve bij chloorhoudende middelen.



A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 20 - Quiz

Welke temperatuur is het meest doelmatig bij het schoonmaken met schoonmaakproducten?
A
50˚ C
B
55˚ C
C
60˚ C
D
65˚ C

Slide 21 - Quiz

Aan welk nummer herken je een toegelaten desinfectiemiddel?
A
B-nummer
B
D-nummer
C
M-nummer
D
N-nummer

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Wat is de belangrijkste reden dat een drenkeling in een zwembad maar een beperkte overlevingskans heeft?
A
De meestal te langzame reactietijd van de Lifeguard
B
Drukte in het zwembad
C
Hoeveelheid chloor in het water
D
Hoge watertemperatuur

Slide 40 - Quiz

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Als de drenkeling buiten handbereik is kies je voor een natte redding.

II. Je tilt een drenkeling tijdens een droge redding met het gezicht richting bassinrand uit het water.




A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 41 - Quiz

Wat is het eerste wat je doet als je te water moet?
A
Alarm slaan op de afgesproken manier
B
Je belt zelf eerst 112
C
Je blaast op je fluitje
D
Meteen het water in springen

Slide 42 - Quiz

Welk van onderstaande is geen vervoersgreep?
A
De kapiteinsgreep
B
De kopgreep
C
De triangelgreep
D
De zeemansgreep

Slide 43 - Quiz

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. Je moet bij een bevrijdingsgreep gebruik maken van ‘gunstige hefbomen’ en deze laten inwerken op zwakke, pijnlijke plaatsen van de drenkeling.

II. Bij het examen Zwemmend Redden voor Zwembaden komen de volgende drie bevrijdingsgrepen aan de orde: de dubbele polsgreep, de voorwaartse omklemming en de achterwaartse omklemming.





A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 44 - Quiz

Hoe lang is het cerfiticaat Zwemmend Redden voor Zwembaden geldig?
A
Het blijft altijd geldig
B
Één jaar
C
Twee jaar
D
Drie jaar

Slide 45 - Quiz

Wat behoort niet tot de basiscompetenties van een Lifeguard?
A
Beademen
B
Het uit het water halen van een drenkeling met behulp van een wervelplank
C
Lichaam stabiliseren
D
Nek immobiliseren

Slide 46 - Quiz

Welke van de onderstaande stellingen is juist?

I. De Vice Grip mag je niet in ondiep water uitvoeren.

II. De Body Hug is in ondiep water mogelijk.





A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 47 - Quiz

Hoeveel zuurstof bevat de uitademingslucht van een Lifeguard?
A
15%
B
16%
C
17%
D
18%

Slide 48 - Quiz

Hoeveel stijgt de overlevingskans van een drenkeling na het gebruik van de AED?
A
65%
B
70%
C
75%
D
80%

Slide 49 - Quiz