27-1, periode 3: spelling

planning periode III
1. bespreken LET II

2. uitleg periode III + basisvaardigheden

3. theorie spelling (kort hh)

4. aan de slag/lezen/opdracht fictie
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

planning periode III
1. bespreken LET II

2. uitleg periode III + basisvaardigheden

3. theorie spelling (kort hh)

4. aan de slag/lezen/opdracht fictie

Slide 1 - Diapositive

Nederlands, periode III
VT3: spelling cursus 4 (1-5) + 7 (1-11)


ET: mondeling fictie (2 boeken)

Slide 2 - Diapositive

doelen
  • Ik weet wanneer ik trema's, apostrofs, accenten en cedilles moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik belangrijke informatie uit een tekst kan halen.
basisvaardigheid
taal:
- taalverzorging

Slide 3 - Diapositive

Wat en waarom? 

Deze les herhalen we hoe je een trema, apostrof, accent en cedille kunt gebruiken.
Met deze tekens kun je betere teksten schrijven. Daarnaast helpt het je om te weten hoe je een woord moet uitspreken.

basisvaardigheid
taal:
- taalverzorging

Slide 4 - Diapositive

Trema
  • om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken:
  • kopiëren (maar: gekopieerd), creëren, beëindigen
  • in sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge

Let op: in samenstellingen geen trema, maar een koppelteken

Slide 5 - Diapositive

2. reunie
8. egoist
3. officiele
1. kopieren
7. financiele
5. geijkt
6. elektricien
4. dieet

Slide 6 - Question de remorquage

Apostrof
  • als weglatingsteken: 's nachts, 's morgens, Lars' scooter
  • om uitspraakproblemen te voorkomen bij: i(k) (h)ou (v)a(n) y(s)   baby's, Hanna's, accu's
  • in verkleinwoorden en meervouden van cijfer- en letterwoorden: A4'tje, pc's, dvd'tje
  • in verkleinwoorden op-y, voorafgegaan door een medeklinker: baby'tje

Slide 7 - Diapositive


De hoofdstad van Noord-Brabant is
s-Hertogenbosch
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz


Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Klaas's broer
B
Klaas broer
C
Klaas' broer
D
Klaass broer

Slide 9 - Quiz


Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?
A
wcs
B
wc's

Slide 11 - Quiz

Accenten
  • accent aigu: logé, soirée, café
  • accent grave: barrière, crèche, fin de siècle
  • accent circonflexe: enquête, crêpe

om klemtoon aan te geven, accent aigu: dé manier om rijk te worden, een héél mooie auto

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

ê
é
è
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe

Slide 14 - Question de remorquage

Welk accent bevat dit woord?

blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 15 - Quiz

Welk accent bevat dit woord?

coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 16 - Quiz

Welk accent bevat dit woord?

frêle (fijngebouwd)
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 17 - Quiz

1. ampere
6. premiere
2.cassiere
3.cliche
7. enquete
sate
8. creme fraiche
4. barriere

Slide 18 - Question de remorquage

Cedille
  • het 'kronkeltje' onder de c: ç

  • zorgt ervoor dat de c als s klinkt voor een a, o of u: Curaçao, garçon

  • in alle andere gevallen klinkt de c als k: caravan, decor

Slide 19 - Diapositive

Neem de zin over en plaats hoofdletters, accenttekens, trema’s, apostrofs en cedilles.

Jose vroeg zich af waarom de cafehouder een a la carte-menu met de creme brulee had, terwijl het meisje bij de facade stond."


Slide 20 - Question ouverte

aan de slag:
Maak de volgende opdrachten:

  • H7 Spelling, paragraaf 2: opdracht 10A en 11A

klaar? Lekker lezen in boek 2!



Slide 21 - Diapositive

doelen
  • Ik weet wanneer ik trema's, apostrofs, accenten en cedilles moet gebruiken.
  • Ik weet hoe ik belangrijke informatie uit een tekst kan halen.
basisvaardigheid
taal:
- taalverzorging

Slide 22 - Diapositive