Maatwerk th2: lesson 4

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Today's Lesson
Lees notities door van de vorige les
Beantwoord vragen in de LessonUp
Kahoot: waar we de vorige keer niet aan toe zijn gekomen. 
- Grammatica: Modal verbs
- Grammatica: Nu jij
- Kahoot: Modal verbs
Goal: You will be able to use the modal verbs via the sentence structure method you have already learned in the previous lessons

Slide 2 - Diapositive

Notes
Lees je notities even door van vorige week over de past simple irregular en de past continuous.

Lees ook de notities door over het combineren van de past simple en de past continuous



Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Recap: Wat is de woordvolgorde in Engels?

Slide 5 - Question ouverte

Recap: Geef een voorbeeld van een past simple

Slide 6 - Question ouverte

Recap: Geef een voorbeeld van een onregelmatige werkwoord in de past simple

Slide 7 - Question ouverte

Recap: Geef een voorbeeld van een past continuous

Slide 8 - Question ouverte

Recap: Bedenk een zin waarin je de past simple en de past continuous met elkaar combineer (hint: gebruik het woord when)

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Lien

Grammar: Modal verbs
Wat betekend het woordje should?:

wat betekend het woordje have to?:

Can, could, have to, should en must zijn hulpwerkwoorden. Hulpwerkwoorden zijn anders dan werkwoorden omdat ze nooit van vorm veranderen. Alleen have to is een uitzondering omdat die wel kan veranderen naar has.

Na een hulpwerkwoord volgt altijd een tweede werkwoord in de stam vorm.

For example:
- He has to do the dishes
- We should start with our homework
- Do we have to wear a helmet on our bike?

Slide 11 - Diapositive

Grammar: Must
Wat betekend het woordje must?:

wat betekend het woordje musn't?:

Je gebruikt het woordje must/musn't wanneer er iets wel of niet gedaan moet worden.

Je gebruikt must ook wanneer je iets sterk af of aanraad om te doen.

For example:
- The singer must bring his guitar for the concert
- You musn't listen to that mean guy
- Must we do this exercise?

Slide 12 - Diapositive

Now you:
Modal verbs
Bedenk een zin waarin je een modal verb gebruikt. Hou de woordvolgorde aan die je eerder hebt geleerd (wie, doet, wat, waar, wanneer). Denk erom dat een modal verb altijd voor de stam komt. Als je jezelf wilt uitdagen maak dan een vraagzin of een ontkennende zin.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
timer
2:00

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien