Chapter 2 klas 2

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Past simple
Wat
Past simple
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
Hoe
Met –ed OF een onregelmatige vorm.
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He walked her home last night.
I talked to him on the phone yesterday.
She tried to close her book but a fly got caught in between the pages.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I did not play
You did not play
He/she/it did not play
We did not play
They did not play
You did not play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 4 - Diapositive

Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs
play
walk
break
cook
know
have
see
make
call
put

Slide 5 - Question de remorquage

Grammar: Past simple
PAST SIMPLE

Slide 6 - Diapositive

Wat zeg je met de past continuous?
A
wat er op een bepaald moment in het verleden aan de gang was
B
wat er op dit moment gebeurd
C
wat er op een bepaald moment in de toekomst gaat gebeuren
D
als iets gebeurd is

Slide 7 - Quiz

Ik begrijp dit onderwerp
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Sondage

Past Continuous

Slide 9 - Diapositive

Past continuous:

Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
was/were hele ww+ -ing
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 10 - Quiz

Past continuous
Wat
Past continuous
Wanneer
Om aan te geven dat iets in het verleden een tijdje doorgegaan is. 
Hoe
was of were + hele werkwoord + ing 
Signaalwoorden
Yesterday, last week, last month, two days ago, four days ago, months ago, etc.
Voorbeelden
He was talking to his teacher yesterday.
You were working last month. 
She was playing yesterday. 

Slide 11 - Diapositive

Past continuous
Als je wilt vertellen dat iets in het verleden voor een langere tijd aan de gang was, gebruik je de past continuous.

Om de past continuous te maken, gebruik je:
Was/were + werkwoord + ing
Was/were
I, he, she & it: was
You, we & they: were

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Past Simple met 'be'
Hoe maak je de Past Simple met 'be'?


I, He, She, It
was
You, they, we
Were

Slide 14 - Diapositive

Past continuous 

Slide 15 - Diapositive

Wat is de past continuous?
A
I was waiting for the bus.
B
I has waited for the bus?
C
I am waiting for the bus.
D
I don't know;(

Slide 16 - Quiz

voorbeeld

Slide 17 - Diapositive

Ik begrijp dit onderwerp
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage

Modal verbs
Hulpwerkwoorden

Slide 19 - Diapositive

Modal verbs 
Om aan te geven dat je iets kan, moet, mag, zou moeten, niet mag, niet kan etc. etc. gebruik je modale hulpwerkwoorden oftewel modal verbs. 

Een modal verb in zijn eentje komt niet voor: er volgt altijd een ander werkwoord op. Je mag IETS niet, je moet IETS. Dat IETS geef je aan door een ander werkwoord. 

Slide 20 - Diapositive


Must, have to en should zijn alle drie hulpwerkwoorden en betekenen alle drie moeten. Toch hebben ze niet alle drie dezelfde betekenis van moeten. 

Slide 21 - Diapositive

Omdat het hulpwerkwoorden zijn, kan je ze nooit als enige werkwoord in de zin gebruiken. Er moet altijd een werkwoord bij. Hiervoor gebruik je altijd het hele werkwoord. 

Bijvoorbeeld: I'm hungry, I must eat something. 

In deze zin staat het hulpwerkwoord must en hebben we hele werkwoord eat er achter gezet.

Slide 22 - Diapositive

Modal verbs (hulpwerkwoorden)
Veranderen niet van vorm. Hele werkwoord komt er achter.

  • Should: advies, geen verplichting
  • Must: spreker verplicht zichzelf, advies: geen verplichting
  • Have to: verplichting

Slide 23 - Diapositive

Grammar: Modal Verbs
  • have to / has to:
- verplichting: een actie moet gedaan worden =>  You have to take your medication.
                                                                                                         Do I have to take my medication?
  • should:
-advies: het is verstandig om iets te doen, maar niet verplicht. => You should eat something.
                                                                                                                                          Should I eat something?
  • must:
- sterk advies/spreker vindt dat iets moet;het is niet verplicht. => She must go to the doctor.
                                                                                                                                         Must I go to the doctor?

Slide 24 - Diapositive

Modal verbs 
Wat
Have to, should en must
Wanneer
Om aan te geven dat iets gedaan moet worden. 
Hoe
Have to - wanneer iets gedaan moet worden
should- om advies te geven. (niet verplicht)
Must- Spreker vind zelf dat iets gedaan moet worden & iemand sterk aanraden iets te doen. 
Signaalwoorden
-
Voorbeelden
You should exercise to get more energy.
must go to bed early tonight. 
You have to drive at the right side of the road. 

Slide 25 - Diapositive

Modal verbs
Moet/noodzakelijk
Kan niet anders
Advies
Should
X
Must
X
X
Have to
X
"Must" is dwingender dan "have to"

Slide 26 - Diapositive

Choose the correct modal:
You ....................... do it, it's in the rules!
A
must
B
have to
C
should
D
could

Slide 27 - Quiz

Ik begrijp dit onderwerp
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage

Past simple vs. past continuous
De past simple en de past continuous kun je in één zin gebruiken. 
De activiteit die dan het langst duurt, is de past continuous.

De activiteit die dan het kortst duurt, is de past simple.
  1. Werkwoord + ed
  2. Onregelmatige werkwoorden

Slide 29 - Diapositive