Chapter 2 - Grammar revision

Welcome back 
Start opdracht: 
- Please study words chapter 2 for 
15 minutes in silence
timer
15:00
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welcome back 
Start opdracht: 
- Please study words chapter 2 for 
15 minutes in silence
timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

What are we going to do today?
- Grammar revision chapter 2
- Homework check 
- Study for yourself; slim stampen grammar or words. 

Slide 2 - Diapositive

Past Continuous + Past Simple
De Past Simple gebruik je in de verleden om te vertellen dat iets gebeurd is. --> I walked home. 

De Past Continuous gebruik je in de verleden tijd om aan te geven dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was. 
--> I was walking  home. 

Je maakt de Past Continuous door: was/were + hele ww + ing
was voor: I, he/she/it. & were voor: de rest. 

Slide 3 - Diapositive

Past Simple & Past Continuous
Je gebruikt de Past Simple & de Past Continuous samen als we spreken over een langere actie (past continuous) die onderbroken wordt door een kortere actie (past simple) 

--> I was studying when my mom walked in. 
Het studeren (was studying) was langer aan de gang en werd onderbroken  door de moeder die binnen kwam (walked in). 

Slide 4 - Diapositive

Past Simple & Past Continuous
In de zin: I was studying when my mom walked in. 
Is when een key woord --> na when komt de KORTE actie. (Past Simple) 

In de zin: My mom walked in while I was studying
Is while een key woord --> na while komt de LANGE actie (Past Continuous) 

Slide 5 - Diapositive

Past Continuous
was/were + hele ww + ing 

Slide 6 - Diapositive

She ...... (to cycle) to school everyday.

Slide 7 - Question ouverte

We ...... (to play) a tennis tournament in New York.

Slide 8 - Question ouverte

They ...... (to pay) a lot of money for that Netflix subscription

Slide 9 - Question ouverte

I ........ (to call) my mom yesterday evening.

Slide 10 - Question ouverte

She ............ (to dance) to the music in her room when the food ...... (to be) ready.
A
was dancing, was
B
danced, was being

Slide 11 - Quiz

Yesterday I ...... (to talk) to my friend on the phone while my brother ....... (to do) his homework
A
talked, was doing
B
was talking, did

Slide 12 - Quiz

She ......... (to swim) in the ocean when he ....... (to see) a dolphin.
A
was swiming, saw
B
swam, was seeing

Slide 13 - Quiz

My mother ...... (to jump) in the air while I ....... (to sing) a song.
A
jumped, was singing
B
was jumping ,sang

Slide 14 - Quiz

I ....... (to walk) in the park when it ..... (to start) to rain.
A
walked, was starting
B
was walking, started

Slide 15 - Quiz

She ...... (to experience) a lot of pain while the ambulance ...... (to arrive).
A
was experiencing, arrived
B
experienced, was arriving

Slide 16 - Quiz

They ......... (to walk) towards me when I .............. (to start) to run.
A
were walking, started
B
walked, was starting

Slide 17 - Quiz

Present Perfect
Je gebruikt de Present Perfect om: 
- te zeggen dat iets in het verleden gebeurd is en nog steeds belangrijk is. 
- te zeggen dat iets in het verleden begonnen is en nog steeds aan de hand is. 
- te praten over ervaringen tot nu toe. 

TIP! Woorden zoals just, recently, already, yet, ever gebruik je vaak in de Present Perfect. 



Slide 18 - Diapositive

Present Perfect
Je maakt de Present Perfect door: 
have/has + voltooid deelwoord. 
have bij: I, you, we, you, they. 
has bij: he/she/it. 

Voltooid deelwoord is of ww + ed of 3de rijtje van irregular verbs. 

Slide 19 - Diapositive

Zet in de Present Perfect: We ........ (to go) there often. (irregular verb)

Slide 20 - Question ouverte

She ......... (to drive) this car for 2 years now. (irregular verb)

Slide 21 - Question ouverte

They ............ (to work) here since before the pandemic.

Slide 22 - Question ouverte

She ...... (to post) a video on TikTok and now she is famous.

Slide 23 - Question ouverte

We ...... (to go) to New York every year since I was 3. (irregular verb)

Slide 24 - Question ouverte

Modals
Modal = hulpwerkwoord. 

can, could, should, have to & must zijn modals. Modals zijn anders dan andere werkwoorden want ze veranderen niet van vorm. Behalve have to, dat wordt has to bij he/she/it



Slide 25 - Diapositive

have to & should: Je gebruikt have to om te zeggen dat een actie gedaan moet worden, het is verplicht. Je gebruikt should om advies te geven. Je zegt dat het goed is om iets te doen, maar het is niet verplicht.

She has to take her medication. --> verplichting
You should really say sorry to her. --> advies


Slide 26 - Diapositive

Must: Je gebruikt must wanneer de spreker zelf vindt dat een actie gedaan moet worden. De spreker verplicht zichzelf. Je gebruikt must ook om iemand sterk aan te raden iets te doen als het niet verplicht is.

You must brush your teeth before bed. --> je raadt het aan. 
I must go to bed early tonight. --> je vind zelf dat het moet

Slide 27 - Diapositive

Aanvulling havo
can, could & to be able to. 

can: om verzoeken te doen, toestemming te vragen of te geven, het hebben over mogelijkheden en bekwaamheden. 
to be able to: alleen bij mogelijkheden en bekwaamheden 
could: verleden tijd van can. Deze gebruik je bij formelere verzoeken, als je spreekt over dingen die gebeuren in de toekomst. 

Slide 28 - Diapositive

Doctor said Jamie .......... come back in two weeks.
A
must
B
has to
C
should

Slide 29 - Quiz

I think you ......... really say sorry to her now.
A
must
B
have to
C
should

Slide 30 - Quiz

Ever since her operation Allison ........ go to toilet a lot.
A
must
B
has to
C
should

Slide 31 - Quiz

...... I ask you a question mister?
A
Can
B
Could
C
Must
D
Should

Slide 32 - Quiz

Do: 
- You can: study words/grammar in your online book. 
- Work together on the Test Yourself chapter 2. 
- Study together (words) 

Slide 33 - Diapositive