h3ne stijlfiguren 1 en 2 afsluiting

Welkom H3b
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom H3b

Slide 1 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel

Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe ze je in een tekst kunt inzetten






Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. leerwerkcheck
  3. Huiswerk nakijken
  4. Liedopdracht uitwisselen
  5. Maken opd. 6, blz 28-29
  6. Afsluiting en vooruitblik


Slide 3 - Diapositive

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur repetitio?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 4 - Quiz

Welk stijlfiguur?

Ik heb het bed, de kamer en het huis verlaten.
A
eufemisme
B
hyperbool
C
tricolon
D
climax

Slide 5 - Quiz

Welk stijlfiguur?

Ik ben in een seconde terug.
A
understatement
B
repetitio
C
anafoor
D
hyperbool

Slide 6 - Quiz

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur tricolon?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 7 - Quiz

Tot welke categorie behoort het stijlfiguur hyperbool?
A
herhalingen en opsommingen
B
overdrijvingen en nuanceringen

Slide 8 - Quiz

Antwoorden, 5-7, blz 25
5  a     hyperbool
    b    eufemisme
    c    eufemisme
    d    understatement
    e    hyperbool

6     a     De overheid gebruikte achtereenvolgens de termen gastarbeider, immigrant en allochtoon en gebruikt nu de term Nederlander met een migratieachtergrond.
    b    De overheid gebruikt hier een eufemisme.
    c    De overheid wilde niemand voor het hoofd stoten en geen termen met een negatieve lading gebruiken.
        
7         Michiel gebruikt hier een understatement. Hij heeft een topprestatie geleverd, maar zwakt die prestatie af in zijn antwoord door te zeggen dat het alleen maar ‘niet slecht’ was.

Slide 9 - Diapositive

 Tegenstellingen en ontkenningen
  • antithese (= samenvoeging van tegengestelde woorden) Heel veel vakantie, voor heel weinig geld!  
  • paradox (= schijnbare tegenstelling) Roeien is een sport waarbij je, als je hard traint, snel achteruit gaat. 
  • litotes (= omschrijving van een woord door het ontkennen van het tegenovergestelde) Mediamarkt, ik ben toch niet gek! 

Slide 10 - Diapositive

Tegenstellingen en ontkenningen
  • retorische vraag (= een vraag waar het antwoord al in de vraag zit en het niet de bedoeling is dat er een antwoord gegeven wordt) Hoe vaak moet ik het nu nog zeggen?
  • chiasme (kruisstelling) (= in een tegengestelde volgorde plaatsen van overeenkomstige elementen in twee zinnen/zinsdelen) Je moet niet leven om te werken, maar werken om te leven.

Slide 11 - Diapositive

Antwoorden, 1-2a blz 27
1   a     litotes
    b    antithese (tegenstelling)
    c    chiasme (kruisstelling)
    d    chiasme (kruisstelling)
    e    paradox

2 a   litotes
    b    antithese (tegenstelling) / paradox
    c    retorische vraag
    d    antithese (tegenstelling)

Slide 12 - Diapositive

Antwoordenm2b, blz 27
2b
a. Zonder het stijlfiguur zou de slogan iets zijn in de richting van ‘Je blijft maar kijken’. Door een ontkenning te gebruiken, kunnen de bedenkers een woordspeling maken. ‘Uitgekeken raken’ heeft namelijk twee betekenissen, een letterlijke (geen tv meer kijken) en een figuurlijke (ergens zat van zijn).

b    De tegenstelling tussen ‘groot’ en ‘klein’ roept vragen op en trekt daarmee de aandacht van de luisteraar/lezer. Hoe kun je nou groot worden door klein te blijven? Het spoort de luisteraar/lezer aan om beter na te denken over de slogan en daarmee over de visie van de SNS Bank.

Slide 13 - Diapositive

Antwoorden 2b, blz 27
Vervolg 2b

c    De ANWB benadrukt met het gebruik van de retorische vraag hoe betrouwbaar hun service is. Ze durven niet alleen te beweren dat ze hun klanten nog nooit de verkeerde kant op hebben gestuurd, ze durven het ook als ‘retorische vraag’ te stellen. Als ze dachten dat het antwoord op de vraag ‘ja’ was, zouden ze hem niet zo hebben gesteld – dan zou de reclame heel veel kritiek hebben opgeroepen.

 d    De tegenstelling tussen 100% en 0% benadrukt dat een echte Bob helemaal niks drinkt. Dit is sterker dan wanneer je alleen zou zeggen: ‘De Bob hoort niet te drinken’.

Slide 14 - Diapositive

Antwoorden 3, blz 27
3. a     Dit is een antithese (tegenstelling). De tegenstelling tussen jong en oud wordt gebruikt om uit te drukken dat hoe eerder je iets leert, hoe langer je die kennis of vaardigheid kunt gebruiken en zult behouden.

b. Dit is een chiasme (kruisstelling). De uitdrukking betekent dat als iets op een bepaalde manier niet kan, het dan moet op een andere manier die wel kan.

c. Dit is een paradox. In eerste instantie lijkt het een tegenstelling te zijn, aangezien iets niet tegelijk goedkoop én duur kan zijn. De uitdrukking betekent dat iets goedkoops je op de lange termijn vaak meer geld kost. Het gaat bijvoorbeeld minder lang mee of moet vaker gerepareerd worden.


Slide 15 - Diapositive

Antwoorden 4, blz 27
4    a     Als je de zin opvat als een stijlfiguur, is het een retorische vraag. De boodschap is dan: het stellen van retorische vragen heeft geen zin.

    b    Ja, er is dan sprake van een paradox. De spreker zegt dat het stellen van retorische vragen geen zin heeft, maar doet dat door zelf een retorische vraag te stellen.

    c    Bijvoorbeeld: Met retorische vragen kun je laten zien hoe voor de hand liggend iets is. Wat je zegt is zo logisch, dat iedereen het antwoord weet. Met een retorische vraag kun je ook de aandacht van je lezer trekken, door hem direct aan te spreken.


Slide 16 - Diapositive

Aan het werk
1. Werk in viertallen-- bespreek de twee uitgedeelde songteksten, ben je het eens met de gevonden stijlfiguren? Waarom wel/niet?
2. Welke stijlfiguren zie je (nog meer) in de songteksten?
3. Welke liedtekst kent de meeste stijlfiguren en vinden jullie daarom het 'beste gekozen' lied?

Je hebt hiervoor 15 minuten-- lever dan onderstaande opdracht 1 als volgt in:
a.Zet de namen van je groepje op een A'4, 
b.geef de titels van de twee besproken songteksten
c. Schrijf op waarom je het wel/niet eens bent met de gevonden stijlfiguren
d. Vermeld welke stijlfiguren je nog meer gevonden hebt.
e. Geeft aan welke liedtekst  het 'beste' lied is m.b.t. stijlfiguren?

N.B. Voor de reeds  ingeleverde songteksten én de  gevonden stijlfiguren n.a.v. deze bespreking kun je een 0,5 extra punt verdienen voor de volgende toets!

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk
Leren: blz 22, 24 en 26
Lezen; blz 28 en maken opdr 6, 7, 9 op blz 28 en 29

Slide 18 - Diapositive

Afsluiting en vooruitblik

woensdag 9 oktober
Huiswerk: leren stijlfiguren blz 22, 24, 26, 28
  • Lesprogramma: Herhalen alle stijlfiguren, checken lesdoel bereikt?
       Ik weet wat stijlfiguren zijn, hoe ik ze kan herkennen in een tekst en
       zelf kan toepassen.


  • Taalverzorging P. 45, spellen en formuleren- blz 182-186


Slide 19 - Diapositive