être avoir bez vnw herhaling

Salut
Avoir et être? Tu connais?
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Salut
Avoir et être? Tu connais?

Slide 1 - Diapositive

Avoir 
Hoe zat het ook alweer??

Slide 2 - Diapositive

maak het rijtje van avoir, typ in j'.... , tu...., il, elle, on ....., etc

Slide 3 - Question ouverte

Être
Hoe zat het ook alweer??

Slide 4 - Diapositive

maak het rijtje van être op dezelfde manier als net met je...., tu.... etc

Slide 5 - Question ouverte

We gaan nu oefenen.
On y va?

Slide 6 - Diapositive

wij zijn
A
vous êtes
B
nous avons
C
ils sont
D
nous sommes

Slide 7 - Quiz

jullie hebben, u heeft
A
nous avons
B
vous avez
C
vous avons
D
nous avez

Slide 8 - Quiz

zij zijn (vrouwelijk meervoud)
A
elle a
B
elles ont
C
elle est
D
elles sont

Slide 9 - Quiz

ik heb - ik ben
A
j'ai - je suis
B
je suis - j'ai
C
je ai-j'suis
D
j'suis - je ai

Slide 10 - Quiz

hij is = ........ ..........
A
nous sommes
B
il est
C
ils sont
D
vous êtes

Slide 11 - Quiz

zij zijn = .......... ...................
A
elles sont
B
nous sommes
C
elles ont
D
vous êtes

Slide 12 - Quiz

vertaal: wij hebben een huis (une maison)

Slide 13 - Question ouverte

vertaal: ik ben groot (grand)

Slide 14 - Question ouverte

vertaal: ik ben 13 jaar

Slide 15 - Question ouverte

Welke vergissing maak jij altijd met être en avoir?

Slide 16 - Question ouverte

vertaal: ik ben groot (grand)

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Tu te rappelles?

Bezittelijk voornaamwoord 

Slide 19 - Diapositive

Leerdoel: 
- aan het einde van de les kan ik een zin maken met het bezittelijk voornaamwoord in het Frans
- aan het einde van de les kan ik de werkwoorden avoir en être vervoegen in een Franse zin

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld bezittelijk vnw.
in het Frans?

Slide 21 - Carte mentale

Uitleg bezittelijk voornaamwoord






Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. 
De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.  
BV: Max is mijn broer - Max est mon frère (m.ev)

Slide 22 - Diapositive

Uitleg bezittelijk voornaamwoord
Let op: als het znw vrouwelijk is en begint met een klinker/ stomme h, gebruik dan de mannelijk vorm (mon,ton,son)

BV: Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 
                                                               DUS NIET: ma amie s'appelle Marie 

Slide 23 - Diapositive

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 24 - Diapositive

mijn school (m)
A
ma collège
B
mes collège
C
mon collège
D
tes collège

Slide 25 - Quiz

jouw spullen (mv)
A
ton affaires
B
tes affaires
C
ta affaires
D
mes affaires

Slide 26 - Quiz

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 27 - Diapositive

zijn kamer (v)
A
ses chambre
B
son chambre
C
ton chambre
D
sa chambre

Slide 28 - Quiz

haar toekomst
A
ses avenir
B
son avenir
C
notre avenir
D
leur avenir

Slide 29 - Quiz

onze klas
A
vos classe
B
notre classe
C
leurs classe
D
nos classe

Slide 30 - Quiz

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 31 - Diapositive

hun etui
A
leur trousse
B
vos trousse
C
leurs trousse
D
mon trousse

Slide 32 - Quiz

mijn vriendin
A
ma amie
B
mon amie
C
mes amies
D
mes amis

Slide 33 - Quiz

livres
sac à dos
trousse
mon
mes 
ta

Slide 34 - Question de remorquage

secret
profs
récré
ma
leurs
son

Slide 35 - Question de remorquage

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 36 - Diapositive

C'est un tableau. C'est ______ (mijn) tableau.

Slide 37 - Question ouverte

Là-bas, il y a la chambre de mes parents. C'est ______ (hun) chambre.

Slide 38 - Question ouverte