10.2 Elektrische Energie - deel I

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 5

Pak je spullen:                                

Vandaag

10.2 Elektrische Energie - deel I & Toetsbespreking

• Quiz 10.1
• Toetsbespreking
• Vragen filmpjes? Extra uitleg nodig?
  
• Opgaven 10.2: 10, 11, 12, 13
  

Doelen deze week (10.2)

• Begrip van hoe Spanning (Volt) & Potentiële
    Elektrische energie samenhangen.
  
  
• O.b.v. Energiebehoud Elektrische Energie
    relateren aan snelheidsverandering.
  
  
  
  

Het punt in het midden
is een testlading.
In welk geval is de totale
kracht hierop groter: C of D ?

1. ------kies C of D-------
2. ------kies C of D-------
3. C
4. D

Hoeveel keer groter is de
kracht op de testlading in
geval C dan in geval D ?

1. 2 keer groter
2. wortel(2) keer groter
3. 1,5 keer groter
4. 4 keer groter

Ik heb een lading van +6 C, deze verdeel ik GELIJK over twee bollen. (iedere bol +3 Coulomb)
Daarna verdeel ik de +6 C ongelijk:
Eén bol +1 C en één bol +5 C
De kracht tussen de bollen wordt dan:

1. kleiner
2. blijft gelijk
3. groter

Verklaring vorige vraag
De bollen stoten elkaar meer af bij gelijke ladingsverdeling:

Wie kan:

Een verklaring geven o.b.v. een formule?

Een verklaring geven o.b.v. individuele deeltjesinteractie?

Toets bespreken

https://365kwc-my.sharepoint.com/:w:/g/personal/snl_kwc-culemborg_nl/EQAsqU1lXhlCiJPVc8zvLhMB1YXlMz1e4-W0ZVtISdDOBA?e=qtAhoD 

                                                                                                                                            tot 14:50

Basisopgave 10.2

Ik heb een elektron met een kinetische energie van 100 eV.

Hij doorloopt een potentiaalveschil van + 1kV.

Wat is de snelheid van het elektron na het passeren van de het potentiaalverschil?

Basisopgave 10.2

Ik heb een elektron met een kinetische energie van 100 eV.

Hij doorloopt een potentiaalveschil van + 1kV.

Wat is de snelheid van het elektron na het passeren van de het potentiaalverschil?

1eV=1,602⋅10​−19​​J

m​e​​=9,109⋅10​−31​​kg

​2​​1​​m​e​​v​2​​=1,1⋅10​3​​⋅1,602⋅10​−19​​=1,7622⋅10​−16​​J

v​​​=√​​9,109⋅10​−31​​​​2⋅1,7622⋅10​−16​​​​​​​=20⋅10​6​​​s​​m​​

Vragen over filmpjes?

Vragen over opgaven 10.1?

Opgave voordoen?

https://www.youtube.com/watch?v=6tOCrIgfnIw

Opgaven maken

Maak opgaven blz. 153

10 t/m 13

klaar? Lees 148 t/m 152

Filmje nog niet gekeken?
Kijk dit eerst: Zie SOM