Taak 4

Taak 4
Gehoor
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Taak 4
Gehoor

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Een gezond gehoor
De meeste baby's vinden muziek fijn, bijvoorbeeld als een moeder zingt of neuriet voor haar kindje. Dit blijft zo, alleen wisselen we de moeder in voor zangeressen of zangers of voor een geluidsbron, zoals muziek op je telefoon. 

Het gehoor gaat van nature langzaam achteruit. Dat hoort bij het ouder worden. Van alle 55-plussers zegt negentien procent minder goed te horen. Dit heet gehoorverlies. Het blijkt dat bijna de helft van de 55-plussers een gesprek niet goed kan volgen als er ruis op de achtergrond is.

Slide 3 - Diapositive

Gehoorschade
Gehoorschade is het ontstaan van schade aan het gehoor, bijvoorbeeld door te lange blootstelling aan lawaai. Je merkt gehoorschade als jong mens niet. 

Door het luisteren naar muziek met een hoofd- of koptelefoon, een in-ear hoofdtelefoon of tijdens concerten hebben veel mensen een auditieve beperking gekregen. Hun gehoor is blijvend achteruitgegaan of ze horen 

Gehoorschade is dus (bijna) altijd blijvend.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

De veilige grens om gehoorschade te voorkomen is vastgesteld op een geluidsniveau van 80 decibel (dB) gedurende maximaal acht uren per dag.

Dat is het geluid van kinderen op een speelplaats of het gesuis van een haardroger op volle sterkte. Acute gehoorschade wordt veroorzaakt door één geluidsexplosie die harder is dan 140 dB

Slide 6 - Diapositive

Verschillende ICT technieken
Apps
Games
Bluetooth
GPS
Sensoren
Robotica

Slide 7 - Diapositive

Beeldzorg
Bij beeldzorg communiceert de hulpverlener via beeldbellen of videobellen met de zorgvrager. Ze kunnen met elkaar praten en elkaar gelijk zien, bijvoorbeeld via een iPad met webcam of via Skype.

De techniek achter beeldbellen is het internet. Je hebt een internetverbinding nodig om contact te kunnen hebben. Daarnaast is een pc, iPad, laptop of smartphone nodig. En als je een medium als Skype gebruikt, moet je dat downloaden op de computer of smartphone.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

APP
Een app (applicatie) is een programma dat je op een mobiel apparaat kunt zetten. Bijvoorbeeld op een smartphone of een iPad. De apps staan in de app store.

Voor de meeste apps heb je een internetverbinding nodig.

Slide 10 - Diapositive

Games
Games zijn interactieve spelletjes die worden gespeeld op de computer, tablet of smartphone of op spelcomputers als Wii, Playstation of Xbox.

Achter games kunnen verschillende technieken zitten. Veel games werken met sensoren, bijvoorbeeld een bewegingssensor die de bewegingen van de speler waarneemt. Voor sommige games heb je een internetverbinding nodig.

Slide 11 - Diapositive

Bluetooth
Bluetooth is een manier om draadloos gegevens uit te wisselen tussen twee of meer apparaten. Bluetooth werkt als een kleine radiozender.  Dankzij deze techniek zijn er geen kabels nodig om gegevens of signalen uit te wisselen. 

Bluetooth is een verbinding tussen twee apparaten. Je hebt er geen aparte internetverbinding voor nodig.

Slide 12 - Diapositive

GPS
GPS is de afkorting van Global Positioning System. Het werkt met behulp van satellieten die continu rondom de aarde cirkelen. Deze satellieten zenden radiogolven uit, die een GPS-apparaat op kan vangen. Een GPS-apparaat kan zo berekenen waar de gebruiker is. Dwaaldetectie werkt vaak met GPS. Zo kun je met apps op je telefoon of computer iemand op afstand volgen en zien of deze persoon aan het (ver)dwalen is. 

Voor de meeste GPS-trackers is geen internetverbinding nodig.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Sensoren
Sensoren zijn de zintuigen van een apparaat. Bijvoorbeeld:

een druksensor om te voelen
een reflectiesensor om te zien
een infrarood sensor om te zien in het donker
een ultrasone sensor om te horen.

Wat de sensor waarneemt, wordt doorgestuurd naar een regelaar. Dit is bijvoorbeeld een processor, controller of computer. Het versturen van de waarnemingen gaat via internet. Met behulp van een programma kan de regelaar de waarnemingen begrijpen. De regelaar bepaalt daarna wat er gedaan moet worden en zet vervolgens een actuator aan het werk. Actuatoren kunnen motoren zijn. Maar ook lampen, schakelaars of luidsprekers.

Slide 15 - Diapositive

Robotica
Robots werken met:

Sensoren, een regelaar of processor, een actuator, een skelet, een krachtbron. 

De opdrachten voor de robot worden in programmeertaal geschreven. Deze programmeertaal moet vertaald worden in machinetaal. Machinetaal is de taal die de computer begrijpt.

Slide 16 - Diapositive