2havo - Lezen H3 en ...

2havo
Nederlands
 januari 2021
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

2havo
Nederlands
 januari 2021

Slide 1 - Diapositive

Online lessen afspraken
Wie? Jij
Wat? Zit achter een tafel of bureau. Doet mee met de les. Stelt vragen in de chat
Waar? Thuis
Hoe? Doet oortjes in, camera aan, microfoon uit.



Slide 2 - Diapositive

Planning
Terugblik Lezen h3
Aan de slag met 

Slide 3 - Diapositive

Vragen over huiswerk?

Slide 4 - Diapositive

Het doel-middel verband herken ik aan de signaalwoorden...

Slide 5 - Question ouverte

Welk tekstverband geeft het woord 'kortom' aan?

Slide 6 - Question ouverte

Bij welk verband wordt een uitleg of voorbeeld gegeven?

Slide 7 - Question ouverte

Welk verband staat in de tekst bij het signaalwoord 'vervolgens'?

Slide 8 - Question ouverte

Als je het woordje 'dus' leest in een alinea, is er dan sprake van een conclusie of niet? Waarom?

Slide 9 - Question ouverte

Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.
Welk verband staat in de tekst?  
Geef ook het signaalwoord.

Slide 10 - Question ouverte

doel-middel
vergelijkend
samenvattend
chronologisch
concluderend
oorzakelijk
opsommend
toelichtend
redengevend
tegenstellend
voorwaardelijk
toegevend

Slide 11 - Diapositive

Doel deze les
Aan het einde van de les herken
je de volgende verbanden in teksten:

doel-middel
vergelijkend
samenvattend
chronologisch
concluderend
oorzakelijk
opsommend
toelichtend
redengevend
tegenstellend
voorwaardelijk
toegevend

Slide 12 - Diapositive

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Slide 13 - Diapositive

Schrijf alle signaalwoorden die jij herkent in de tekst in je schrift. 

Slide 14 - Diapositive

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.
timer
3:00

Slide 15 - Diapositive

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Slide 16 - Diapositive

Noteer nu welk tekstverband ieder signaalwoord aangeeft. 

Slide 17 - Diapositive

Een alternatief voor geld
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Slide 18 - Diapositive

Welke tekstverbanden heb jij gezien?


> Check je antwoord in de volgende dia

Slide 19 - Diapositive

Tekstverbanden in de tekst
Toegevend - chronologisch
 oorzakelijk 
toelichtend - opsommend
 tegenstellend

Slide 20 - Diapositive

Welke kleur is welk verband?
Hoewel contant geld steeds minder wordt gebruikt en veelal is verdrongen door pinnen of internetbankieren, gebruiken veel mensen tegenwoordig nog dagelijks papiergeld en munten om te betalen. Lang geleden echter ging het betalen voor producten heel anders. Toen werd gehandeld door goederen rechtstreeks uit te wisselen. Zo werden lange tijd allerlei voorwerpen, dieren en producten als betaalmiddel gebruikt: kralen, schelpen, vee, rijst, zout en vele andere artikelen. Een brood werd bijvoorbeeld geruild voor vijf eieren. Deze manier van handelen wordt ruilhandel genoemd.

Toegevend - chronologisch - oorzakelijk - toelichtend - opsommend - tegenstellend
Groen - rood - roze - fel blauw - licht blauw - paars - geel

Slide 21 - Diapositive

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
bankieren
B
betaalmiddelen
C
contant geld
D
ruilhandel

Slide 22 - Quiz

H3 Lezen
maken opdr. 6 af 

Vragen in Meet of chat!

timer
10:00

Slide 23 - Diapositive

Vragen bij opdracht 6?

Slide 24 - Diapositive

H3 Lezen
maken opdr. 8

Vragen in Meet of chat!

timer
10:00

Slide 25 - Diapositive

Lesdoel behaald?

Slide 26 - Diapositive

Welke signaalwoorden horen bij een toegevend verband?
A
Adhv, zodat, om te, dmv, met, mbv, middels en opdat
B
Als, als dan, indien, tenzij, wanneer,
C
Kortom, samengevat, met andere woorden en al met al.
D
Ook al, zij het dat, weliswaar, alhoewel, ofschoon, desondanks,

Slide 27 - Quiz

HUISWERK
Lees in je leesboek 15 minuten

Afmaken opdr. 

Slide 28 - Diapositive